Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Stieltjes

betekenis & definitie

Stieltjes (Thomas Joannes), een uitstekend Nederlandsch waterbouwkundige, geboren te Leuven den 19den Mei 1819, koos de krijgsmansloopbaan en diende van 1834 tot 1849 als officier bij de artillerie. Tan 1850 tot 1860 was hij ingenieur-directeur der Overijsselsche kanalisatie-maatschappij, werd daarna belast met de opneming der spoorwegen op Java, waar hij 3 jaar vertoefde, was na zijn terugkeer werkzaam als civiel-ingenieur, werd in 1873 technisch adviseur der Rotterdamsche Handelsvereeniging en zag zich alzoo belast met de leiding der groote werken op Feijenoord, was in October 1866 benoemd tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, en overleed in 1879. Onder den pseudoniem van Oud Soldaat schreef hij: „Denkbeelden over een zuiniger en doelmatiger zamenstelling van het Nederlandsche leger (1843)”, — „Nadere ontwikkeling van die denkbeelden (1843)”, — „Is Nederland te verdedigen? (1849)”, — „Adviezen, door den Minister van Oorlog gevraagd aan een oud soldaat (1850)”, — „De Nederlandsche hoofdrivieren en hare verbetering (1850—1851)”, — „Hoe is Nederland te verdedigen? (1853)”, — „Nederland en Rusland (1856)”, — „Open brief aan den Minister van Oorlog over spoorwegen (1859)”, — en „De Nederlandsche land- en waterwegen (1859)”, — voorts onder zijn eigen naam: „Proeve eener handleiding over de draagbare wapenen (1846—1847, 2 dln)”, — „Hoe een Nederlandsch ministérie over eeden denkt (1849) ’’, — „Hoe de heer Storm van 's Gravesande over eeden denkt (1849)”, — „De Overijsselsche waterwegen (1855)”, — „Beschouwingen over spoorwegbruggen (2 stukken, 1860)”, — „Gegevens over de spoorwegen op Java (1864—1865, 6 stukken)”, — „Overzigt van wat met de spoorwegen op Java is voorgevallen (1864)”, — „Iets over de onderwaterzetting van de Grebbelinie (1865)”, — „Denkschrift über einen Kanal zur Verbindung der Nordund Ostsee (1866)”, — „Het vóór en tegen van den spoorweg Arnhem-Nijmegen (1875)”; — met Staring leverde hij: „De scheepvaart in Salland en Twenthe (1847)”, — „De Overijsselsche wateren (1848)”, — „De Rijn- en Weservaart (1850) ”, — en met andere ingenieurs: „Verslagen over een kanaal van Almelo naar de Eems (1851)”, — „Reis tot het bezigtigen van stuwers in Frankrijk (1853)”, — „Verslagen aan de gemeenteraden van Delft, den Haag en Amsterdam over waterverversching en spoorwegkwestiën en over afwatering van Rijnland (1868—1871)”, — en „Militaire Studiën (2 stukken)”. Ook schreef hij onderscheidene brochures over spoorweg- en kanaalzaken en militaire aangelegenheden, rapporten over de droogmaking der Zuiderzee enz., artikels in tijdschriften en bijdragen in het door hem gestichte en aanvankelijk geredigeerde tijdschrift: „De Nieuwe Militaire Spectator”.

< >