Staatsbankroet. Gelijk ieder burger, zoo kan ook de Staat in zoodanigen toestand geraken, dat hij onmogelijk het evenwigt kan bewaren tusschen zijne inkomsten en uitgaven, dat hij zelfs met hulp van leeningen niet aan zijne verpligtingen kan voldoen. Intusschen heeft het bankroet geenszins dezelfde gevolgen voor den Staat als voor den burger, daar eerstgenoemde gehouden is, zijn bestuur onder alle omstandigheden voort te zetten. De schuldeischer van den Staat kan zijne toevlugt niet nemen tot dwangmaatregelen; zelfs zal de Staat er gewoonlijk toe overgaan, den last der op hem rustende verpligtingen door eene onregtmatige daad te verligten, die wel is waar gehuld wordt in een wettelijken vorm, maar daarom niet minder tot nadeel strekt van hen, die hunne besparingen aan den Staat hebben toevertrouwd.
De maatregelen, waartoe een Staat bij geldgebrek kan overgaan, zijn de volgende: 1. Repudiatie (verwerping) van het geheel of van een gedeelte der staatsschulden of de verklaring, dat hij niet voornemens is, die te betalen, — 2. Schorsing van betaling voor een onbepaalden tijd, gewoonlijk voor altijd, — 3. Reductie der staatsschuld of vermindering van de nominale waarde der schuldbrieven, — 4. Conversie of eene verlaging der beloofde rente, zonder daartoe de goedkeuring der schuldeischers te vragen, — 5. Het leggen van eene belasting op de coupons, eigenlijk eene vermomde renteverlaging, — en 6. Het vaststellen van een gedwongen koers voor het papieren geld, van staatswege of met goedkeuring van den Staat in omloop gebragt. Elke maatregel, waarbij de Staat te kort doet aan de stipte nakoming zijner aangegane verbindtenissen, heeft op de welvaart en de zedelijkheid der inwoners een hoogst verderfelijken invloed. De schulden zijn, althans zoo heette het, ten nutte der burgers aangegaan, en deze zijn alzoo daarvoor met hun geheele vermogen aansprakelijk. Veeleer dus moet een Staat van het regt om belastingen op te leggen en gedwongen leeningen uit te schrijven op de ruimste wijze gebruik maken, dan aan zijne schuldeischers onthouden, wat zij met regt kunnen vorderen.