Sminia is de naam van een aanzienlijk Friesch geslacht. Tetse van Sminia, geboren den 4den Julij 1626, was raadsheer in het hof van Friesland, grietman van Gaasterland, lid van Gedeputeerden en afgevaardigde naar de Staten-Generaal, en overleed den 16den December 1678. Hij was gehuwd met Anna Maria, eene dochter van Hobbe van Baerdt, grietman van Haskerland. — Sector van Sminia, geboren te Leeuwarden den 5den December 1763, was advocaat bij het Hof van Friesland en bekleedde onderscheidene aanzienlijke betrekkingen, o. a. in 1813, toen de Franschen het land verlieten, met S. A. Bergsma die van commissaris-generaal van het departement Friesland.
Hy werd na het herstel onzer onafhankelijkheid in den adelstand opgenomen, met de ridderorde van den Nederlandschen Leeuw begiftigd en benoemd tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, en overleed als grietman van Idaarderadeel den Sisten October 1861. — Bobbe Baerdt van Sminia, een zoon van den voorgaande geboren te Leeuwarden den 30sten September 1797, studeerde te Groningen, werd lid der ridderschap en der Provinciale Staten van Friesland en in 1823 grietman van Tietjerksteradeel. Hij wijdde zich met grooten ijver aan de beoefening der geschiedenis van Friesland en schreef o. a.: „Geschiedenis van de onlusten tusschen de Schieringers en Vetkoopers (1827)”, — „Nieuwe naamlijst van Grietmannen, met geschiedkundige aanteekeningen (1837)”, — en „Wandelingen van m|jn Oudoom den opzigter door een gedeelte van de provincie Friesland enz.
(1841)”, terwijl hij in den „Friesche volksalmanak” en in den „Vrije Fries” vele merkwaardige bijdragen leverde. H|j was lid der Provinciale Staten van Friesland, in 1840 van de dubbele Kamer der Staten-Generaal, curator van het Athenaeum te Franeker, werd ridder der Orde van den Nederlandschen Leeuw en lid der Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leiden, stond eenigen tijd als voorzitter aan het hoofd van het Friesch Genootschap, en overleed den 25sten Julij 1858.