Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Slijmvliezen

betekenis & definitie

Slijmvliezen (membrana mucosa), zijn weeke, fluweelachtige, vaat- en zenuwrijke, slijm-afscheidende vliezen, welke de grootere en kleinere, naar buiten zich openende holten en kanalen des ligchaams (luchtwegen, spijsverteringsorganen enz.) bekleeden.

Bij de uitwendige natuurlijke openingen dezer holten gaat het slijmvlies allengs over in de gewone huid, zoodat men de grenzen tusschen die beide niet kan aanwijzen. Ieder slijmvlies bestaat hoofdzakelijk uit twee lagen; vooreerst de epitheliumlaag of de bovenlaag, enkel uit cellen gevormd, welke de gedaante van plaatjes of van cylinders hebben en in het laatste geval al of niet met trilhaar bedekt zijn. De cellen liggen óf naast elkander, zoodat zij ééne laag, óf op elkander, zoodat zij meer lagen uitmaken. De tweede laag is het eigenlijk slijmvlies, dat men met de lederhuid zou kunnen vergelijken; het is namelijk eene laag bindweefsel van verschillende dikte. Onder het eigenlijk slijmvlies bevindt zich los celweefsel, dat het slijmvlies met den wand der holte verbindt.

De kleur van het slijmvlies is grijsachtig wit tot donkerrood. De prikkelbaarheid der slijmvliezen is in de nabijheid der natuurlijke openingen zeer groot, maar op meer verwijderde plaatsen zeer flaauw. De slijmvliezen bevatten voorts slijmafscheidende klieren, die enkelvoudig of zamengesteld zijn. De eerste bestaan uit zeer kleine uitstulpingen van het bovenvlies en de bindweefsellaag van het slijmvlies, slechts zelden zich uitstrekkend tot in het losse celweefsel. Daardoor ontstaan fleschvormige zakjes van cellen, die op de epitheliumcellen gelijken, met deze in verband blijven en tot slijmvorming dienen. De opening dezer klieren op de vrije oppervlakte van het slijmvlies is zoo groot als die eener naaldprik.

De zamengestelde slijmklieren dringen door tot in het losse celweefsel, hebben de grootte van een gierstkorrel tot een peperkorrel en bestaan uit talrijke, niet volkomen gesloten, onderling gemeenschap hebbende blaasjes, welke zich als tot druiventrosjes zamenvoegen. Ieder trosje heeft een uitloozingsbuisje, dat zich met die der overige tot eene buis vereenigt, welke aan de oppervlakte van het slijmvlies uitkomt. De inhoud dier klierblaasjes bestaat uit talrijke, in slijm veranderde cellen. De slijmvliezen zijn dikwijls de zetels van ongesteldheden, hoofdzakelijk van katarrh, doch ook wel van syphilitische, tuberculeuse en typheuse zweren, alsmede van croup-achtige en diphtheritische aandoeningen.

< >