Schwyz, één der 3 Zwitsersche „Urkantons” en der 4 „Waldstätte”, grenst in het oosten aan Glarus, in het zuiden aan Uri en (door het Vierwaldstätter Meer) aan Unterwalden, in het westen aan Lüzern en Zug en in het noorden aan Zürich en St. Gallen, en heeft eene uitgebreidheid van 16½ □ geogr. mijl. Het strekt zich uit over de Vóór-Alpen en behoort gedeeltelijk tot het stroomgebied der Reusz, gedeeltelijk tot dat der Limmat. De beide deelen — Inner- en AuszerSchwyz — zijn gescheiden door de Schwyzer Alpen, van welke wij vermelden: den Wilden Wiggis (2284 Ned. el hoog), den Drusberg (2281 Ned. el hoog), de beide Mythen (1903 en 1815 Ned. el hoog), den Roszberg (1582 Ned. el hoog) enz. Het centrum van Inner-Schwyz is het Dal van Schwyz, van het Vierwaldstätter Meer door den Rigi en van het Schächendal door de Kinzigketen (met den Windgelle, 2759 Ned. el hoog) gescheiden. In Auszer-Schwyz heeft men het van de Aa doorstroomde Wäggidal en het dal der Sihl.
De beide deelen van Schwyz zijn verbonden door den Sattelbergpas (900 Ned. el hoog), door den Haken, een voetpad ter hoogte van 1393 Ned. el en door de Pragel, een voetpad ter hoogte van 1543 Ned. el. Het klimaat der hoogere bergstreek verschilt er aanmerkelijk van dat der dalen. De veeteelt is er de rijkste bron van bestaan. Voorts heeft men in Einsiedeln eene stoeterij, en slechts hier en daar eenigen land- en wijnbouw, doch veel ooft, terwijl er tevens hout wordt uitgevoerd. De bodem levert er wijders: verschillende soorten van marmer, slijpsteenen, kalk, gips, leem en turf. In sommige plaatsen vindt men er bloeijende katoenspinnerijen en katoenweverijen. Daar de Rigi met zijne kunstige spoorwegen en prachtige hotels op het grondgebied van Schwyz gelegen is, brengen touristen er vele voordeelen aan de bewoners, en de bedevaartgangers naar Einsiedeln desgelijks. De bevolking, ten bedrage van nog geen 50000 zielen, is van Alemannischen oorsprong en onderscheidt zich door vaderlandsliefde en vrijheidszin.
De inwoners belijden er bijna allen de R. Katholieke godsdienst en behooren tot het bisdom Chur. Behalve het vermaarde Benedictijner klooster Einsiedeln heeft men er twee Capucijner- en 4 nonnenkloosters. Het onderwijs wordt er langzamerhand verbeterd, maar laat nog veel te wenschen over. De thans in Schwyz geldende grondwet is er den 11den Julij 1876 door het volk aangenomen. Zij onderwerpt alle wetten en verdragen, alle uitgaven in eens van meer dan 100000 francs en alle jaarlijksche uitgaven van meer dan 20000 francs aan de goedkeuring van het volk. Tweeduizend stemgeregtigden kunnen het initiatief tot het voordragen van wetten nemen, en vierduizend de wetgevende en de uitvoerende magt ontbinden. De eerste berust bij een cantonnalen raad, voor den tijd van 4 jaar door het volk gekozen; voor ieder 600-tal inwoners wordt één lid derwaarts afgevaardigd. De tweede is in handen van een door den cantonnalen raad benoemden regéringsraad, welke uit 7 leden bestaat onder het voorzitterschap van den landamman.
Het hoogste regterlijke ligchaam is er het desgelijks door den cantonnalen raad voor den tijd van 6 jaar benoemde cantongeregt, dat 9 leden telt. In 1876 waren de inkomsten van het canton ruim 406000, de uitgaven bijna 432000 francs, terwijl de openbare schuld er eene som beliep van ruim 1⅕de millioen francs. — De hoofdplaats van het canton, desgelijks Schwyz geheeten, ligt, als uitgespreid op groene Alpenweiden, in een bekoorlijk dal en telt ruim 6000 inwoners. — De ingezetenen van dit canton begaven zich in de 9de eeuw vrijwillig onder de bescherming van den Keizer van Duitschland en in 1110 wegens binneniandsche verdeeldheid onder die van den graaf van Lenzburg. Toen zij kort daarna (1114) in botsing kwamen met den abt van Einsiedeln wegens het bezit van weilanden, maakten zij zich los van den Keizer en van het Rijk en werden deswege in den Rijksban en door den bisschop te Constanz in den Kerkelijken ban gedaan. Keizer Rudolf von Habsburg herstelde hen in 1251 in hunne regten. Nadat het reeds in 1292 tegen Albrecht I een verbond gesloten had met Uri en Unterwalden, vereenigde het zich na den slag van Morgarten (1315) met genoemde cantons tot een eedgenootschap.
Het geheele land ontving naar dit canton den naam van Schweiz (Zwitserland). De Schwyzers namen daarop roemrijk deel aan den vrijheidsoorlog. — Bij de veranderde indeeling van Zwitserland in 1798 werd Schwyz met Uri, Unterwalden en Zug tot het nieuwe canton Waldstätte zamengesmolten, terwijl zijne oude wetten werden opgeheven, maar herkreeg in 1814 zijne onafhankelijkheid. Schwyz behoorde steeds tot de Ultramontaansche cantons en was een ijverig lid van den Sonderbund. Na de vernietiging van dit laatste werd ook in Schwyz de grondwet gewijzigd, maar het blijft bij voortduring in verzet tegen de meer vrijzinnige staatkunde der Protestantsche cantons.