Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Schroeder van der Kolk

betekenis & definitie

Schroeder van der Kolk (Jacob Lodewijk Koenraad), een zeer verdienstelijk Nederlandsch geneeskundige, geboren te Leeuwarden de 14den Maart 1797, studeerde te Groningen, zag tot tweemaal toe zijn antwoord op eene académische prijsvraag met goud bekroond, was na zijne promotie korten tijd geneesheer te Hoorn, en werd eerlang benoemd tot intern in het buitengasthuis te Amsterdam. In 1826 verschenen zijne „Observationes anatomicopathologici et practici argumenti”, en hij legde zich met zoo grooten ijver toe op de studie der krankzinnigheid, dat hij na het overlijden van Bleuland in diens plaats tot hoogleeraar te Utrecht benoemd werd. Weldra was hij mede-regent van het krankzinnigengesticht, hetwelk zich in een zeer verwaarloosden toestand bevond, en toen hij tot hoogleeraar te Amsterdam benoemd werd, stelde hij tot voorwaarde van zijn bedanken de verbetering van dat gesticht, zoodat de gemeenteraad van Utrecht daarvoor eene som van 10000 gulden aanwees. Een wetsontwerp over de zorg voor krankzinnigen, door hem en C. J. Feith opgemaakt, werd in 1841 door de Tweede Kamer met enkele wijzigingen aangenomen.

Zijne brochure: „Over doode natuurkrachten, levenskrachten en ziel (1835)” maakte veel opgang. In de laatste 20 jaren van zijn leven was hij inspecteur der krankzinnigengestichten in Nederland, en hij overleed te Utrecht den 1sten Mei 1862. Van zijne overige geschriften vermelden wij nog: „Voorlezingen over het verband en de werking tusschen ligchaams- en zielskrachten (1843)”.

< >