Schimmelpenninck. Onder dezen naam vermelden wij:
Rutger Jan Schimmelpenninck, een Nederlandsch staatsman, geboren te Deventer den 31sten October 1765. Hij studeerde te Leiden in de regten en vestigde zich hierop als advocaat te Amsterdam. Na de verovering van Holland door Pichegru in 1795 werd hij lid van den Amsterdamschen gemeenteraad, vervolgens van de Nationale Vergadering van vertegenwoordigers der Bataafsche Republiek en vertrok in 1798 als gezant naar Parijs en in 1801 als zoodanig naar Londen. Daar hij bij de vernieuwde uitbarsting van den oorlog tusschen Frankrijk en Engeland in 1803 vergeefsche pogingen had aangewend, om de onzijdigverklaring van Holland te bewerken, nam hij zijn ontslag, maar ging weldra weder als gezant naar Parijs. Hier verwierf hij het volkomen vertrouwen van Napoleon I en trad in ons Vaderland, na de afkondiging van de nieuwe constitutie der Bataafsche Republiek (5 April 1805), als raadpensionaris aan het hoofd der regéring. Hij bragt er veel goeds tot stand, inzonderheid op financieel gebied, maar eene langdurige oogziekte verhinderde hem, naar eisch werkzaam te wezen, zoodat Napoleon van deze omstandigheid gebruik maakte, om ons zijn broeder Lodewijk als koning op te dringen.
Vruchteloos poogde Schimmelpenninck dat plan te verijdelen. De Koning verleende hem niettemin het grootkruis van de Orde der Unie, en Napoleon benoemde hem na de inlijving van ons rijk in Frankrijk tot graaf en tot senator. Te Parijs zocht hij zooveel mogelijk de belangen van zijn Vaderland te bevorderen. Na het herstel van Nederlands onafhankelijkheid keerde hij derwaarts terug, en koning Willem 1 schonk hem het grootkruis der Orde van den Nederlandschen Leeuw en deed hem zitting nemen in de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Hij overleed te Amsterdam den 25sten Maart 1825.
Gerrit, graaf Schimmelpenninck, een zoon van den voorgaande en geboren te Amsterdam den 24sten Februarij 1794. Volgens den wensch van zijn vader bepaalde hij zich bij den handel en werd in 1824 directeur van de Handelmaatschappij, doch nam om redenen van gezondheid in 1832 zijn ontslag en vestigde zich op zijn buitengoed „Het Nijenhuis” te Diepenheim in Overijssel. In 1835 benoemde de Koning hem tot minister-secretaris van Staat, doch ook deze betrekking moest hij weldra wegens ziekte nederleggen. Hierop werd hij in 1837 buitengewoon gezant aan het Russische Hof en in 1846 aan het Engelsche. In 1848 belastte hij zich korten tijd met de portefeuille van Binnenlandsche Zaken, maar keerde vervolgens naar Londen terug, betrok in 1852 weder bovengenoemd buitenverblijf, en overleed te Arnhem den 4den October 1868. Hij schreef: „Rutger Jan Schimmelpenninck en eenige gebeurtenissen van zijn tijd (1845,2 dln)”.
Voorts maken wij gewag van het adellijk Geldersch geslacht Schimmelpenninck van der Oye. In 1451—1476 vinden wij vermeld Jacob Schimmelpenninck van der Oye onder de ridderschap als leenroerig bezitter van het huis „Te Wilp” op de Veluwe. Hij overleed in 1520. — Zijn evenzoo genoemde kleinzoon werd in 1560 met het goed Heijink en in 1561 met Selsdam beleend, werd eerst schepen, daarna burgemeester van Zutfen en overleed in 1605. — Alexander Schimmelpenninck van der Oye, heer van den Engelenburg, Rees en Oye, was desgelijks burgemeester van Zutfen en afgevaardigde naar de Staten-Generaal, — voorts gezant naar Londen, en overleed in 1694. — Ook andere leden van dit geslacht bekleedden de betrekking van burgemeester van Zutfen of waren werkzaam in hooge militaire rangen. Voorts noemen wij nog: Andries, baron Schimmelpenninck van der Oye tot de Beide Pollen, geboren den 9den October 1705, lid der ridderschap en voorzitter der Staten van Gelderland, landrentmeester-generaal van het vorstendom Gelder en het graafschap Zutfen, curator der Geldersche hoogeschool en drost van het Loo. Hij overleed te Arnhem den 18den November 1776, onderscheidene kinderen nalatende, zoodat dit geslacht ook thans nog in Nederland bloeit.