Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Roland de la Platièré

betekenis & definitie

Roland de la Platièré (Jean Marie), een Fransch staatsman, geboren den 18den Februarij 1734 te Thizy bij Villefranche in Beaujolais, was bestemd voor den geestelijken stand, maar trad op 19-jarigen leeftijd in dienst te Nantes bij een scheepsreeder en vervolgens te Rouen bij een inspecteur van manufacturen. Daarna werd hij zelf inspecteur te Amiens, legde zich toe op de staathuishoudkunde en deed verre reizen. Bij het uitbarsten der Omwenteling was hij inspecteur-generaal van manufacturen en fabrieken te Lyon. Ook werd hij omstreeks dien tijd lid van den stedelijken raad.

In 1791 zag hij zich afgevaardigd naar de Constituante, voegde er zich bij de Girondijnen, vertrok in December naar Parijs en verkreeg door Brissot in het ministérie van Maart 1792 de portefeuille van Binnenlandsche Zaken. In die betrekking ontwikkelde hij eene ongemeene werkzaamheid, totdat Lodewijk XVI hem wegens een vrijmoedigen brief daaruit ontsloeg. Na het omvérwerpen van den troon werd hij echter weder minister. Hij was een vijand van de woeste bedoelingen der Bergpartij en verzette zich tevens met kracht tegen elke schennis van de vrijheid des volks. Daar de Jacobijnen hem beschuldigden van den toeleg, om de provinciën zelfstandig en van de hoofdstad onafhankelijk te maken, nam hij den 23sten Januarij 1793 zijn ontslag.

Bij den val der Girondijnen in den zomer van dat jaar, werd ook het bevel tot in hechtenisneming van Roland uitgevaardigd, maar hij ontsnapte naar Rouen en bragt zich bij het vernemen van den dood zijner echtgenoote om het leven (15 November). Van zijne geschriften vermelden wij zijne reisbrieven (Amsterdam, 1782, 6 dln) en zijne „Dictionnaire des manufactures et des arts qui en dependent (3 dln)’’. — Zijne echtgenoote Marie Jeanne, geboren te Parijs den 17den Maart 1754 en eene dochter van den kopergraveur Phlipon, was wegens de studie der oudheid doordrongen van republikeinsche gevoelens en ondersteunde haren gemaal, met wien zij den 4den Februarij 1780 in het huwelijk trad, in zijne ministeriële werkzaamheid, inzonderheid door het opstellen van adressen, die ter bevordering zijner staatkunde moesten dienen. Wegens hare briefwisseling met uitgewekene Girondijnen werd zij den 2den Junij in hechtenis genomen, vóór de revolutionaire regtbank gebragt en den 9den November 1792 geguillotineerd. Hare „Mémoires (1823)” zijn door Breuil in het licht gegeven.

< >