Rémusat. Onder dezen naam vermelden wij:
Jean Pierre Abel Rémusat, een uitstekend beoefenaar der Oostersche talen. Hij werd geboren te Parijs den 5den September 1788, studeerde in de geneeskunde en tevens in de Oostersche letteren, vooral in het Chineesch, en verwierf in 1814 aan het Collége de France een leerstoel voor de Chinésche en Mandsjoetaal, terwijl hij zich tevens benoemd zag tot custos der Oostersche handschriften in de Koninklijke bibliotheek en tot president van het Aziatisch Genootschap. Hij overleed den 3den Junij 1832. Hij schreef: „Essai sur la langue et la littérature chinoises (1811)”, — „Recherche, sur les langues tatares (1830)”,— „Eléments de la grammaire chinoise (1822; 2de druk 1858)”, — „Contes chinoises (1827)”. Voorts leverde hij onderscheidene bijdragen in het „Journal des savants”, terwijl uit zijne nagelaten geschriften nog verschenen: FouKou-Ki, ou relation des royaumes bouddhiques (1836)”, — en „Mélanges d’histoire et de littérature orientales (1843)”.
Charles François Marie, graaf de Rémusat, een Fransch publicist en staatsman. Hij werd geboren te Parijs den 14den Maart 1797, promoveerde in de regten en schreef belangrijke artikelen in den „Courrier Français” en in den „Globe”. Na de Julij-omwenteling van 1830 zag hij zich afgevaardigd naar de Kamer van Gedeputeerden, waar hij zich aanvankelijk voegde bij de Doctrinairen onder Guizot, maar later overging tot het linker centrum. Nadat hij sedert 6 September 1836 de betrekking bekleed had van onder-staatssecretaris, belastte hij zich in het ministérie-Thiers van 1 Maart 1840 met de Binnenlandsche Zaken. Na de aftreding van dit bewind schaarde hij zich wederom aan de zijde der oppositie, en werd na de Februarij-omwenteling van 1848 eerst naar de Constituante en vervolgens naar het Wetgevend Ligchaam afgevaardigd. Wegens zijn verzet tegen den staatsstreek werd hij den 9den Januarij 1852 uit Frankrijk verwezen.
Hij begaf zich naar Brussel, maar ontving reeds in September daaraanvolgende verlof om terug te keeren. Den 2den Augustus 1871 benoemde zijn oude vriend Thiers hem tot minister van Buitenlandsche Zaken, en in 1873 werd hij te Parijs aanbevolen voor het lidmaatschap der Nationale Vergadering. Zijne candidatuur mislukte en werd achtervolgd door den val van Thiers. Nu legde Rémusat de portefeuille neder, en overleed den 6den Junij 1875. Hij was lid der Académie Française, en van zijne geschriften vermelden wij: „Essais de philosophie (1842, 2 dln)”, — „Abélard (1845)”, — „Saint Anselme de Canterbury (1853; 2de druk 1868)”, — „Bacon, sa vie, son temps et sa philosophie (1857 ; 2de druk 1858)”, — „Politique libérale, ou fragments pour servir à la defense de la révolution française (1860; 2de druk 1875)”, — „Channing, sa vie et ses oeuvres (1857; 2de druk 1860)”, — „Philosophie religieuse. De la théologie naturelle en France et en Angleterre (1864)”, — „Lord Herbert de Cherbury (1874/’, — „Histoire de la philosophie en Angleterre depuis Bacon jusqu’à Locke (1875, 2 dln)”,— en uit zijne nalatenschap verschenen: „Abélard, drame philosophique (1877)” — en „La Saint Barthélemy, drame historique (1877)”.
Paul Louis Etienne, graaf de Rémusat, een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Parijs den 17den November 1831, studeerde in de regten, maar wijdde zich tevens aan de beoefening der letteren. In 1857 werd hij mederedacteur van het „Journal des Débats”, en in 1865 lid van den stedelijken raad te Toulouse. In 1870 werd hij chef van het Kabinet bij zijn vader en vergezelde voorts Thiers bij zijn diplomatischen togt naar de Hoven der groote Mogendheden van Europa. In Februarij 1871 zag hij zich afgevaardigd naar de Nationale. Vergadering. Van zijne opstellen in de „Revue des deux mondes” is een bundel in het licht verschenen onder den titel : „Les sciences naturelles (1857)”.