Rioja (Francisco de), een verdienstelijk Spaansch dichter, geboren te Sevilla omstreeks het jaar 1600, wijdde zich aan de studie der regten en tevens aan die der letteren, en werd door de gunst van den hertog van Olivarez achtervolgens bibliothecaris des Konings, historiograaf van Castilië, inquisiteur van Sevilla en lid van het hoogste geregtshof der Inquisitie.
Na den val van zijn begunstiger zag hij zich aan velerlei vervolgingen blootgesteld, werd beschuldigd van hoogverraad, en moest eenige jaren in de gevangenis doorbrengen. Na een behoorlijk onderzoek echter werd hij vrijgesproken en in zijne waardigheden hersteld, waarna hij zijne studiën hervatte. Bij het bezoeken van Madrid overleed hij aldaar in 1659. Van zijne gedichten zijn de meeste verloren gegaan. De bewaard geblevene behooren tot de voortbrengselen der Spaansche lyriek, en zijne „Ode aan de bouwvallen van Italica” heeft eene groote vermaardheid verkregen. Zijne verzen zijn in verschillende dichtverzamelingen opgenomen.