Rhodaan (CNS) of zwavelcyaan is de naam van eene nog niet afzonderlijk verkregene verbinding, welke, met metalen verbonden (als rhodanide of rhodaanmetaal), zich in geringe hoeveelheid in het speeksel bevindt en bij de werking van zwavel op cyankalium of bloedloogzout, bij het gloeijen van zwavelkalium in cyangas, bij het verhitten van stikstofhoudende bewerktuigde zelfstandigheden met alkali en kleine hoeveelheden zwavelzure zouten en onder verschillende andere omstandigheden ontstaat.
Uit de rhodaanmetalen kan men rhodaanwaterstofzuur, zwavelcyanwaterstofzuur, sulphocyanzuur (HCNS) afscheiden, bijv. door rhodaankalium met verdund zwavelzuur te behandelen. Het vormt eene kleurlooze, olieachtige vloeistof, riekt naar azijn, is zuur van smaak, verstijft bij —12,5 °C, vermengt zich met water en kan met dit laatste worden gedestilleerd. Met bases vormt het rhodaan-metalen, welke niet vergiftig, kristalliseerbaar en meestal in water oplosbaar zijn en ijzeroxydezouten bloedrood verwen. De rhodaniden der alkali- en aard-alkalimetalen kunnen in het luchtledige een hoogen warmtegraad verduren, maar worden bij verwarming in de opene lucht ontleed; die der zware metalen zijn minder vast. Rhodaankalium (KCNS) ontstaat bij het smelten van 46 deelen geroost geel bloedloogzout met 17 deelen koolzure kali en 32 deelen zwavel en wordt door uitkoking van het smeltingsproduct met wijngeest en door het verdampen der oplossing in kleurlooze kristallen verkregen. Het is verkoelend en eenigzins bijtend van smaak, lost onder aanmerkelijke verlaging der temperatuur in water op, is narcotisch vergiftig en dient tot reageermiddel op ijzeroxydezouten. Rhodaankwik Hg (NS)2, uit salpeterzuurkwik neêrgeslagen, is wit, niet zeer oplosbaar, verbrandt bij verwarming onder opzwelling en ontwikkeling van kwikdampen en laat een groot volumen achter. Deze verbinding bezigt men tot het vervaardigen van de bekende Pharaoslangen.