René of Renatus I van Anjou, bijgenaamd de Goede, in naam koning van Napels en Jerusalem, hertog van Lotharingen en graaf van Provence, werd geboren te Angers den lOden Januarij 1409 en was de tweede zoon van Lodewijk II, koning van Napels, en van Jolanthe van Aragon. Aanvankelijk droeg hij den naam van graaf van Guise, verkreeg door zijn huwelijk met Isabella, erfdochter van Lotharingen, aanspraak op dit hertogdom, maar werd terstond na den dood van zijn schoonvader (1431) door graaf Antoine de Vaudemont, die zijn regt betwistte, beoorloogd en geraakte in den slag van Bulgnéville (2 Julij 1434) in krijgsgevangenschap. Keizer Sigismund daagde beiden voor een concilie te Basel (1434) en besliste ten gunste van René, dien hij met Lotharingen beleende. Philippus van Bourgondië, een voorstander van Antoine, rigtte eene oproeping tot René, veroordeelde dezen, toen hij niet verscheen, bij verstek en beval hem, zich naar de gevangenis te Dijon te begeven.
René gaf hieraan gehoor in 1435, maar werd eenige weken daarna door een gezantschap aangezocht, den troon van Napels en Italië te beklimmen. Daar evenwel hertog Philippus hem niet op vrije voeten wilde stellen, benoemde René zijne gemalin Isabella tot regentes van Anjou, Provence, Napels en Sicilië en zond haar naar Napels, om er den troon tegen Alfonsus van Aragon te verdedigen. Hij zelf herkreeg eerst in 1437 tegen een aanzienlijk losgeld zijne vrijheid en stond Lotharingen af aan zijn oudsten zoon Johan, in naam hertog van Calabrië, bevorderde den vrede tusschen Frankrijk en Engeland, gaf zijne dochter Margaretha aan den Britschen koning Hendrik IV ten huwelijk, en wijdde zich aan de beoefening der schoone kunsten en aan die der poëzij, terwijl hij de liederen der oude troubadours verzamelde. Hij overleed den 10den Julij 1430 te Aix, waar een gedenkteeken ter zijner eer verrees. Zijne geschriften en gedichten zijn in het licht gegeven door Quartrebarbes (1845—1846 , 4 dln).