Ranonkel (Ranunculus L.) is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Ranunculaceën. Het omvat hoofdzakelijk overblijvende kruiden met een scherp, min of meer vergiftig sap, doorgaans met handvormig gespletene of verdeelde bladeren en gele of witte bloemen. Het aantal soorten bedraagt ongeveer 250, van welke vele op den noordelijken gematigden gordel voorkomen, inzonderheid in de weilanden.
Wij kennen deze onder den algemeenen naam van boterbloemen en vermelden: de goudharige boterbloem (R. auricomus L.), vroeg in het voorjaar op vochtige, beschaduwde plaatsen groeijende, met fluweelachtig behaarden stamper en vruchtjes, een naakten vruchtbodem, 4 of 5 aan den voet scheedevormende wortelbladeren en handdeelige stengelbladeren met lijnvormige slippen, — de tongvormige boterbloem (R. lingua L.), met stevigen regt-opstaanden, hoogen stengel, wortels met uitloopers, lange lijn-lancetvormige bladeren en groote bloemen, — de scherpe boterbloem (R. acris L), die algemeen op onze weilanden voorkomt, — de blaartrekkende boterbloem (R. sceleratus L.), eene éénjarige, in Junij en Augustus bloeijende plant, doorgaans in het water te vinden, met bladeren, die een blaartrekkend vermogen bezitten, — de smalbladige boterbloem (R. flammula L.), met gave, lancetvormige bladeren, — en de akkerboterbloem (R. arvensis L.), op bouwlanden groeijende. — Een groot aantal ranonkels behoort tot de sierplanten, en onder deze vooral R. asiaiticus, uit Griekenland en de Levant afkomstig, met een behaarden stengel, ruige bladeren en groote gele, witte of roode bloemen. Deze plant is in bijgaande figuur voorgesteld.