Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Prostitutie

betekenis & definitie

Prostitutie noemt men de handelwijze van personen van het vrouwelijk geslacht, die voor geld hun ligchaam prijs geven tot het bedrijven van ontucht. Men vindt daarvan reeds gewag gemaakt in de overoude oirkonden van het Oude Testament. De prostitutie was aan de dochters van Israël verboden, ’t geen opmerkelijk is, omdat men bij de oude volken eene gastvrije en eene godsdienstige prostitutie ontmoet. De eerste vond men in Chaldaea en bestond in nieuweren tijd op de Sandwich eilanden, — en de tweede heerschte te Babylon in den vorm der eeredienst van Aphródite of Mylitta; dáár schreef de wet aan de vrouwen voor, eenmaal in haar leven den tempel van die godin te bezoeken en zich aldaar aan vreemden prijs te geven, — eene eeredienst, die zich desgelijks uitbreidde over Cyprus, Phoenicië en andere landen van Klein-Azië.

Ook de Egyptenaren vierden ter eere van Isis (Pacht) feesten, die vergezeld gingen van de vreeselijkste uitspattingen. Het schijnt, dat de Grieken eene dergelijke Aphródite-dienst niet hebben gekend; daarentegen werd door Solon de wettelijke prostitutie te Athene ingevoerd, en de omgang der Grieken met de Hetaeren was niets anders dan eene verfijnde prostitutie. Te Rome droeg de eeredienst van Venus niet weinig bij ter bevordering van de prostitutie. Men vond er bordeelen (lupanaria, fornices) en afzonderlijke veile vrouwen (meretrices, prostibulae), en deze hielden er zich ook op in de badplaatsen der mannen. De Germanen werden geprezen om de kuischheid hunner vrouwen en dochters, maar die loffelijke eigenschap verdween voor de Romeinsche beschaving.

Wél poogden Christelijke Vorsten en wetgevers die onzedelijkheid in haren loop te stuiten en gaf Karel de Groote in zijne „Capitularia” het voorbeeld eener verregaande gestrengheid, — wél bedreigde in 1158 Frederik I Barbarossa de ontucht met harde straf, maar men vond toch op alle volkrijke plaatsen bordeelen en liederlijke vrouwen. Dit nam toe in den tijd der Kruistogten, en in de middeneeuwen beschouwde men de prostitutie als een wettig bedrijf, zoodat men de betrekking tusschen haar en de stedelijke besturen op een behoorlijken voet zocht te regelen. De overheid verkreeg het toezigt op de bordeelen, en de eigenaars van deze waren verpligt om steeds een bepaald aantal vrouwen beschikbaar te hebben. Men schaamde er zich niet voor, gemeenschap te hebben met de openbare boeleersters, en het is bekend, dat gedurende het Concilie te Constanz (1414) niet minder dan 700 veile vrouwen zich derwaarts begaven. Nog in den Dertigjarigen Oorlog werden de legers door groote troepen ligtekooijen gevolgd.

In de halfbeschaafde landen van onze dagen vindt men de prostitutie nog altijd in haren bandeloozen vorm, bijv. bij de almehs in Egypte, bij de dansmeisjes in Indië, en vooral bij de bloemenmeisjes in China, die in met bloemen versierde booten op het water of in blaauwgeverwde woningen op het land hare bezoekers ontvangen. In Japan is de prostitutie geene schande; de ouders plaatsen er hare dochters in „theehuizen”, die onder de bescherming der regéring staan, en het verblijf aldaar is voor haar geen beletsel om later tot een goed huwelijk te komen.

In de beschaafde rijken van onzen tijd beijvert men zich meer en meer om de prostitutie zooveel mogelijk te beperken. In het algemeen volgt men daarbij twee verschillende stelsels, namelijk dat der voorwaardelijke toegevendheid en dat der gewelddadige onderdrukking. Men gevoelt meer en meer, dat zoowel de geheime als de openbare prostitutie, niet alleen wegens de verlaging van het peil der zedelijkheid als wegens de daaruit voortvloeijende kwalen, een kanker is voor het maatschappelijk leven. Intu schen is de invloed dier beide soorten van prostitutie zeer verschillend. Gelijk overal de geheime prostitutie in omgekeerde verhouding staat tot de openbare, zoo heerscht eerstgenoemde juist daar op de verderfelijkste wijze, waar laatstgemelde ontbreekt. Zij strekt er zich uit tot alle klassen der maatschappij en dringt tot in de huisgezinnen door. In onderscheidene Staten, waar men een wakend oog houdt op de prostitutie, heeft men ambtenaren, welke met het toezigt zijn belast, zooals de leden van het bureau des moeurs in Frankrijk. Zoodoende bevordert de Staat de zedelijkheid, maar tevens de gezondheid door de verspreiding van eene vreeselijke en besmettelijke ziekte, van de syphilis, zooveel mogelijk te beperken.

Voorts heeft de ondervinding geleerd, dat men de prostitutie door geene strafbedreiging kan uitroeijen, zoodat men zich ten behoeve der openbare gezondheid tot het toezigt op de prostitutie dient te bepalen. Reeds in 1852 werden op het Congrès voor openbare hygiène te Brussel de volgende maatregelen aanbevolen: Verbod van alle geheime prostitutie, — verantwoordelijkheid der bordeelhouders, — gestrenge straf op koppelarij , — en verpligting der gemeenten om door de policie toezigt te doen houden op de prostitutie. Voorts aanvaardde het internationaal geneeskundig Congrès te Parijs in 1867 eenige voorstellen van dr. Vleminck uit Brussel, die met kracht aandrong op een gedurig geneeskundig onderzoek der geprostitueerden. Hiertoe is het noodig, dat de prostitutie zich tot de bordeelen bepale, daar de verstrooid wonende ligtekooijen zich maar al te gemakkelijk aan het toezigt van de policie en van den geneesheer onttrekken.

Daartegen werd aangevoerd, dat men ook de prostitutie buiten het bordeel diende te dulden, omdat de bordeelbewoonsters niet ligt tot eene zedelijke levenswijze terugkeeren. Trouwens er zijn verschillende maatregelen aangewend om het kwaad te keeren. Te Berlijn bijv. werd het houden van bordeelen verboden, doch in 1851 weder toegestaan en aan een gestreng toezigt onderworpen; in 1856 echter werden de bordeelen weder gesloten, waarna men toezigt hield op de verstrooide prostitutie. Volgens de tegenwoordige Rijkswet is er de prostitutie slechts aan eenige voorwaarden gebonden, namelijk aan inschrijving op een register, geneeskundig onderzoek, vermijding van alle openlijk schandaal enz. Dezelfde wet verbiedt het geven van gelegenheid tot ontucht, alzoo de bordeelen, en toch bestaan deze in ’t geheim in alle groote steden van Duitschland.

In Oostenrijk zijn de wetten betreffende de prostitutie meestal afkomstig uit den tijd van Maria Theresia. Sedert 1827 is zij verboden, terwijl aan de policie werd voorgeschreven op haar toe te zien. Dit laatste geschiedde echter zeer gebrekkig, zoodat in 1850 de geneesheeren te Weenen in het belang der openbare gezondheid gezamenlijk aandrongen op gestrenger maatregelen. Eerst in 1872 echter werden er „gezondheidsboekjes” voor openbare vrouwen ingevoerd. — In Frankrijk heeft men nog geene algemeene regeling van de zaken der prostitutie. Te Parijs werd eerst in 1802 een behoorlijk onderzoek naar de prostitutie ingesteld; men onderscheidde „filles isolées” en „filles de maison” en de geconcessioneerde bordeelen ontvingen den naam van „maisons toléreés”.

Nu en dan ging men over tot doortastende maatregelen, namelijk de geprostitueerden werden van eene verlofkaart voorzien, mogten op bepaalde plaatsen niet verschijnen enz.; doch die voorschriften zijn geenszins voldoende, want het aantal ingeschrevenen is betrekkelijk gering in vergelijking van het groote getal veile vrouwen. Zoo is ook de toestand in de andere groote steden der Republiek. — In België is de zaak der prostitutie geregeld. Brussel gaf daarvan reeds in 1844 een goed voorbeeld en nam in 1856 nog gestrenger maatregelen. Men heeft aldaar bordeelen van verschillenden aard (maisons de débauche en maisons de passé), en de verbreiding der syphilis werd daardoor niet weinig beperkt. — In Engeland heeft de wetgeving geruimen tijd de prostitutie onaangeroerd gelaten, maar de syphilis verspreidde zich zoo sterk in het leger, dat in 1866 eene wet de prostitutie in eenige garnizoensplaatsen onder het opzigt stelde der policie, — eene wet, waaraan in 1868 grootere uitbreiding gegeven werd — In Italië hield reeds in het midden der 14de eeuw de Florentijnsche Republiek zich bezig met het vaststellen van verordeningen op de prostitutie, en in de 16de eeuw deed Cosimo dei Medici een register aanleggen van veile vrouwen, die onder het opzigt stonden van een buró d’honestà. Thans heeft men sedert 1860 in het koningrijk Italië een uitvoerig reglement op de prostitutie in de hoofdplaatsen des Rijks. — Het bestuur der Vereenigde Staten heeft tot nu toe geen toezigt op de prostitutie voorgeschreven, — en in ons Vaderland behoort de betrekking van bordeelhouder tot de patentpligtige bedrijven, terwijl de zorg voor de openbare gezondheid, wat de prostitutie aangaat, aan gemeentelijke verordeningen is toevertrouwd. — Het is algemeen erkend, dat inzonderheid de zeesteden de broeinesten der prostitutie zijn, en dat vandaar de syphilietische ziekten zich naar alle kanten verspreiden, zoodat het van belang wordt gerekend de prostitutie aldaar onder een gestreng toezigt te plaatsen.

De statistiek der prostitutie in de beschaafde Staten is zeer onvolledig en verdient weinig vertrouwen. Volgens de opgaven van Huppé bevonden zich in 1870 te Berlijn ongeveer 16000, te Weenen 25000, te New York 30000, te Parijs 50000 en te Londen 60000 veile vrouwen. Daar het voorts gebleken is, dat noch de Kerk noch de Staat de prostitutie kan uitroeijen, beijvert men zich slechts haar zooveel mogelijk te beperken en onschadelijk te maken voor de gezondheid der maatschappij. Ook dient men haar te bestrijden, door aan ongehuwde vrouwen zooveel mogelijk gelegenheid te geven door eerlijken arbeid in haar onderhoud te voorzien, terwijl het stichten van wijkplaatsen voor gevallen vrouwen, zooals in ons land eene door Heldring geopend werd, aan de zoodanigen, die berouw gevoelen over het bewandelen van den verkeerden weg, gelegenheid te geven om tot beterschap te geraken. In den jongsten tijd is in ons Vaderland de zaak der prostitutie door Pierson, directeur der Heldringsgestichten, ernstig ter sprake gebragt, en hij beweert teregt, dat eene zoo gewigtige aangelegenheid de belangstelling verdient van allen, die het wél meenen met de gezondheid, de zedelijkheid en de welvaart van ons volk, hoewel de door hem geopperde gevoelens omtrent dat kwaad geenszins algemeenen bijval vinden.

< >