Praetorianen (praetoriani milites) noemde men de soldaten van de lijfwacht der Romeinsche Keizers; zij werden het eerst alzoo genoemd door Augustus, hoewel reeds ten tijde der Republiek eene cohors praetoriana bestond. Die lijfwacht telde aanvankelijk 9 cohorten, ieder van 1000 man, doch onder Augustus bevonden zich daarvan slechts 3 cohorten te Rome. Tiberius vereenigde hen in eene vaste legerplaats (castra praetoria) tusschen de Porta Viminalis en Esquilina. Vitellius vermeerderde het aantal cohorten tot 16, maar het werd na hem tot 10 verminderd.
Eindelijk werd de bende der praetorianen door Constantijn de Groote ontbonden. Zij was gesteld onder één of meer praefecten (praefecti praetorio) en onderscheidde zich van de overige troepen door hooger soldij en korter diensttijd. Vooral na den tijd van Tiberius verkregen de Praetorianen grooten invloed, zoodat zij Keizers aanstelden en van den troon wierpen, en in 193 na Chr. de keizerlijke waardigheid zelfs aan den meestbiedende verkochten.