Porfier noemden de Ouden een wit gevlekt of gestippeld rood gesteente, tot het marmer behoorend, en door hardheid en vatbaarheid voor polijsten geschikt tot vervaardiging van kunstgewrochten en sieraden. Het werd veelal uit Arabië aangevoerd. Men onderscheidt: granietporfier, met veldspaath, kwarts en mica-kristallen, — kwartsporfier, met veldspaath- en kwartskristallen (gewoonlijk rood), — mica-porfier, met veldspaath- en mica-kristallen, — hoornblende-porfier, met veldspaath- en hoornblende-kristallen, — en veldsteen-porfier, met veldspaathkristallen. Met betrekking tot de zamenstelling en de kleur heeft men voorts: kogelporfier, molensteenporfier , schaal- of bandporfier, dioriet-, groensteen-, augiet- en leucietporfier enz. — Het veldsteenporfier onderscheidt zich door schilderachtige bergvormen met steile kegels, die door Plutonische en Neptunische vormingen zijn heengebroken , bijv. in den omtrek van Baden-Baden.
De hardheid van dit gesteente is 6-maal zoo groot als die van graniet, en reeds bij de oude Egyptenaren en Grieken bezigde men het tot het vervaardigen van verschillende kunstwerken. De Romeinsche Keizers lieten er doodkisten, badkuipen en vazen van beitelen. In de beeldhouwkunst werd het gebezigd voor het gewaad, waaruit het hoofd van wit marmer te voorschijn kwam. Prachtige zuilen van porfier heeft men in de Sophia-moskee te Constantinopel. Met het bewerken van dit gesteente houdt men zich vooral bezig te Elfsdal in Zweden en te Kolywan, op den linker oever der Obi, in Aziatisch Rusland.— Porfierbrecciën noemt men porfiergruis, dat door een of ander verbindingsmiddel is zaâmgebakken, — en men geeft den naam van porfieriet aan een zamengesteld kristallijn gesteente uit de klasse der porfieren, hetwelk geen orthoklas, maar oligoklas bevat. Men heeft kwartshoudend en kwartsvrij porfieriet. Tot de hoornblende-porfierieten behoort o. a. het vermaarde Egyptische porfier, met den naam van porfido rosso antico bestempeld.