Poegatsjew (Jemeljan), Russisch kroonpretendent, geboren in 1726, was de zoon van een eenvoudigen Kozak te Simowecs aan de Don, trad in dienst en nam deel aan den Zevenjarigen Oorlog en aan den strijd tegen Turkije, verliet in 1769 het leger en begaf zich naar Polen, waar hij zich aansloot aan de secte der Raskolniken. Na zijn terugkeer in het Vaderland ondernam hij aan het hoofd van Kozakken strooptogten naar Koeban. Nadat hij reeds eenmaal wegens oproerige taal te Kasan in hechtenis genomen, maar ontvlugt was, veroorzaakte hij in 1773, zich uitgevende voor czaar Peter III, den vermoorden gemaal van keizerin Catharina, op wien hij sterk geleek, een opstand, met het doel om de Keizerin van den troon te werpen.
Hij wist door de belofte van de vernietiging der heerschappij van den adel vele lijfeigenen aan zijne zijde te brengen, veroverde eenige Russische vestingen aan de Oeral en de Don, en zag zich gesteund door een groot aantal stammen. Intusschen verkwistte hij den kostbaren tijd met de belegering van Orenburg en met de zamenstelling van zijn hofstoet. De generaals Gallitzin en Panin bragten hem bij herhaling de nederlaag toe, zoodat hij eindelijk door zijne eigene aanhangers, verlokt door den op zijn hoofd gestelden prijs, werd uitgeleverd, waarna hij den 10den Januarij 1775 te Moskou het doodvonnis onderging.