Physiocratisch stelsel is de naam van die staathuishoudkundige leer, welke verkondigt, dat de rijkdom van een volk gelegen is in de goederen, waarover het beschikken kan, en niet (zooals men vroeger meende) in een overvloed van edele metalen. Volgens dit stelsel is de aarde de bron van alle goederen, en zij, die ze uit de aarde putten, vormen de voortbrengende klasse der maatschappij. Daar volgens de aanhangers van dit stelsel de bodem alleen alle waarde levert, zagen zij met verachting op de fabrieknijverheid enz. neder. Volgens hen moet men den landbouw aanmoedigen en alle andere takken van nijverheid aan hun lot overlaten.
De stichter van deze school was Quesnay (1694—1774), lijfarts van Lodewijk XV. Hij ontwikkelde zijn stelsel in zijne „Tableaux économiques (1758)”, en zijn leerling Dupont de Nemours (1739—1817) gaf door zijn geschrift: „Physiocratie ou constitution naturelle du gouvernement le plus avantageux pour le genre humain (1768)” er aanleiding toe, dat de voorstanders van het stelsel van Quesnay zich physiocraten noemden. Tot hen behoorden aanvankelijk groote mannen en onderscheidene Vorsten. Daar echter weldra overtuigend werd aangetoond, dat niet enkel de grond, niet uitsluitend de landbouw, maar ook iedere andere nijverheid rijkdom schept, moest dit stelsel eerlang plaats maken voor gezonder leer. Zie voorts onder Staathuishoudkunde.