Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Pétion de Villeneuve

betekenis & definitie

Pétion de Villeneuve (Jérôme), een Fransch staatsman uit den tijd der Groote Omwenteling, werd geboren te Chartres in 1753, studeerde in de regten en was bij het uitbarsten der Revolutie advocaat in zijne geboortestad. hij vertegenwoordigde deze in de Nationale Vergadering en was een hartstogteIijk ijveraar voor de nieuwe orde van zaken. Hoewel hij geene groote gaven bezat, onderscheidde hij zich door eene krachtige stem en door eene zekere uitwendige welsprekendheid, die hem grooten invloed bezorgden; zelfs waagde hij het in de beraadslagingen over de regten van den mensch tegen Mirabeau in het strijdperk te treden. Van dat oogenblik af vormde hij met Buzot en Robespierre de kern der republikeinsche partij, verwierf zelfs den bijnaam van „de Deugdzame (le Vertueux)” en werd tegen het einde van 1790 president der Vergadering. Als voorzitter van het crimineel geregtshof te Parijs ontving hij met Barnave en Latour-Maubourg den last, om de Koninklijke familie uit Varennes terug te brengen, waarbij hij eene hooge mate van onbeschoftheid aan den dag legde.

Na de scheiding der Feuillants van de club der Jacobijnen herstelde hij het gezag van deze laatste door haar te zuiveren en werd er tot voorzitter gekozen. Zijn voorstel, om het Koningschap af te schaffen en door het volk een regentschap te doen benoemen, vermeerderde zijne populariteit. Den 18den November 1791 werd hij maire van Parijs. In deze betrekking wapende hij het gemeen met pieken en rokkende het op tot oproerige bewegingen, vooral op den 20sten Junij 1792, waarbij hij eerst te 4 uur in den namiddag op het kasteel verscheen, om het volk tot den aftogt te bewegen. De schorsing, waartoe het departementsbestuur hem toen veroordeelde, werd door de Nationale Vergadering opgeheven, waarop hij bij deze den 3den Augustus in naam der gemeente het voorstel inleverde, om den Koning af te zetten. Toen de Marseillanen te Parijs binnentrokken, begroette Pétion hen als broeders. Hij deed voorts vruchtelooze pogingen om den door hem opgewekten storm tot bedaren te brengen, doch hij kon evenmin den opstand van 10 Augustus als de September-gruwelen beteugelen. Het departement Eure-et-Loir vaardigde hem af naar de Nationale Conventie, waar men hem den 21sten September tot voorzitter koos.

Nadat hij Murat vruchteloos had aangeklaagd, zoodat hij zijne betrekking als maire moest nederleggen, stond hij in de club der Jacobijnen ten doel aan de hevigste aanvallen, terwijl hij in de Nationale Conventie meer en meer overhelde tot de partij der Girondijnen. Toen het procès van den Koning aan de orde was, stemde hij vóór het doodvonnis, maar met beroep op het volk; dit laatste maakte hem echter nog meer verdacht bij zijne vijanden. Op eene aanklagt van generaal Miaczinski werd hij voor eene commissie van onderzoek geroepen, bij welke hij zich zeer flaauw verdedigde. Bij den val der Girondijnen (2 Junij 1793) werd hij in hechtenis genomen, maar het gelukte hem, naar het leger der Bondgenooten te Caen te ontsnappen. Na de nederlaag van dit laatste bij Vernon, vlugtte hij naar Bretagne, en vanhier naar de omstreken van Bordeaux, dat zich intusschen reeds aan de Nationale Conventie onderworpen had. In Julij 1794 vond men zijn lijk en dat van Buzot in een korenveld bij St. Emilion, half vergaan en gedeeltelijk door de wolven verslonden. Zijne geschriften (Oeuvres de Pétion) zijn in 1793 in 4 deelen in het licht verschenen.

< >