Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Perzikboom

betekenis & definitie

Perzikboom (Amygdalus persica L,, Persica vulgaris Mill.) is de naam van een boom uit het geslacht der Amygdaleën. Hij onderscheidt zich door lange, elliptische of langwerpig lancetvormige, gezaagde, onbehaarde, gesteelde bladeren, meestal zonder klieren, door groote, donker- of lichtroode of ook wel witte bloemen, die reeds vroeg in de lente ontluiken, en ronde, gewoonlijk van eene groef voorziene, donzige of onbehaarde, sappige en smakelijke vruchten. De steen is hard, van groeven en gaten voorzien, laat zich niet altijd los van het vleesch en bevat eene oliehoudende kern, waaruit eene likeur, persico genaamd, bereid wordt. Den perzikboom kan men, als men geene vruchten ziet, moeijelijk van den amandelboom onderscheiden, er bestaat zelfs een vorm, met den naam van amandelperzik bestempeld, welke hardvleezige, openspringende vruchten draagt en welligt als de oorspronkelijke vorm van bovengemelde 2 soorten moet worden beschouwd.

De perzikboom groeit als opgaande boom alleen in warmere gewesten, maar wordt bij ons als leiboom gekweekt. Hij vereischt een voedzamen, lossen, niet al te vochtigen grond, vermengd met kalk en puin. Het vaderland van den perzikboom is Perzië; hij werd eerst in den aanvang onzer jaartelling naar Italië overgebragt. Men heeft talrijke verscheidenheden van den perzikboom; niet alleen zijn sommige perziken donzig en andere onbehaard, maar ook is bij de eene soort de steen vastgehecht aan het vruchtvleesch, bij de andere los, terwijl het vruchtvleesch zelf wit, geel, of zelfs rood (bloedperzik) van kleur kan zijn. Wij geven in bijgaande figuur in a eene van een vruchtdragenden tak. In c ziet men een bundel meeldraden aan den kelkrand, in d een bloemblad, in e en f meeldraden, alles op 1/3de der natuurlijke grootte, in g een stamper, in h een stempel in natuurlijke grootte, in i eene doorgesnedene vrucht, in k eene steenkern, in l deze doorgesneden, in eene afbeelding van een bloeijenden en in b m een zaad, in n dit doorgesneden, in o dit overlangs doorgesneden, alles op 1/2—1/3de der natuurlijke grootte.

< >