Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Pelterijen

betekenis & definitie

Pelterijen — ook lont genoemd — zijn met lang, digt, zacht haar of dons bedekte huiden, die na eene zwakke looping tot Weeding, tapijtwerk enz. gebezigd worden. Bijna allen zijn afkomstig van zoogdieren, — de fraaiste en kostbaarste van roof- en knaagdieren. De meestgezochte worden geleverd door edelmarders, steenmarders, hermelijnen, wezels, dassen, otters, zeehonden, beeren, vossen, wolven, katten, lynxen, leeuwen, tijgers, panters, eekhoorns, bevers, herten, hazen, konijnen, buffels, schapen, angorageiten, reeën en gemzen. Doorgaans worden de huiden dezer dieren met pekel bevochtigd, afgeschaald, met vet bestreken, met eenig meel bestrooid en daarna nogmaals bewerkt met een minder scherp mes.

Daarna worden zij in eene ton met warm zand en schaafspanen eenige uren omgewenteld, met stokken uitgeklopt en ten slotte met een scherp mes afgeschraapt. Lamsvellen worden in water gelegd, geschaafd, met gebroken gerst bestrooid, 8 tot 12 dagen in pekel gedompeld en daarna gedroogd en met messen gezuiverd. Konijnenvellen bereidt men met aluin. Dikwijls worden pelterijen geverwd, hetwelk geschiedt door de verfstof er met een borstel overheen te strijken. Witte vellen kan men door middel van koolzuur ammonium of van zwavelig zuur bleeken. Men dient de pelterijen te bewaren op eene donkere, drooge en luchtige plaats, en het is van belang ze dikwijls te kammen en uit te kloppen om te verhinderen, dat er insecten in nestelen. Om bont daartegen te beveiligen, wikkelt men het ook wel in doeken, die van pekel of van den rook doortrokken zijn. Het bereiden van pelterijen staat vooral in China op een hoogen trap van volkomenheid.

De handel in pelterijen is in de Hudsonsbaailanden een monopolie der Hudsonsbaai-Compagnie, welke de vellen hoofdzakelijk door ruilhandel verkrijgt van de Indianen. In Canada en de Vereenigde Staten is de handel vrij, zoodat aldaar Amerikanen, Indianen en Europeanen jagt maken op pelsdragende dieren. Men heeft er verschillende compagnieën, en handelshuizen te New-York hebben hunne agenten aan de oevers der noordelijke zeeën. De groote kooplieden zenden hunne waren naar Londen, Leipzig en New-York, en te Londen heeft eene openbare veiling plaats. In den jongsten tijd echter zoekt men den Londenschen tusschenhandel zooveel mogelijk te vermijden door de pelterijen regtstreeks naar Leipzig te zenden. Voor eigen gebruik worden in Amerika uit Rusland, Duitschland en Frankrijk veel konijnenvellen ingevoerd. De Russische regéring ontvangt als schatting uit verschillende Siberische gouvernementen jaarlijks een aantal pelterijen, die gedeeltelijk geveild worden. De Russisch-Amerikaansche Compagnie, handel drijvende op Kodiak, Sitka en Alasjka, verkrijgt hare waren door ruiling van de Indianen en Eskimo’s.

Kiachta is de stapelplaats van den Russischen pelshandel op China. Russische kooplieden verruilen er vellen van eekhoorns, otters, bevers, zeehonden, vossen, katten, lammeren enz. tegen thee; Russische ambtenaren bepalen er de prijzen en noodzaken soms de Chinézen, om tegen hun zin ook andere Russische voortbrengselen te koopen. Sedert 1860 is deze handel evenwel aanmerkelijk verminderd. Van veel meer belang is de Februarijmarkt te Irbit in Siberië, waar de Siberiaken en andere Tartaren sabel en hermelijn brengen, terwijl Russische en Duitsche kooplieden er met otter- en bevervellen verschijnen. Het middelpunt van den Russischen pelshandel is echter Nisjné-Nowgorod. Drievierde deelen der aldaar geleverde waren gaan naar Leipzig, en het overige naar Perzië, Aziatisch Turkije en China. De uitvoer naar Europa had in 1874 eene waarde van ruim 11/2 en die naar Azië eene van millioen zilveren roebels. Petersburg is ten allen tijde eene markt van pelterijen, omdat de RussischAmerikaansche Compagnie aldaar haren zetel heeft, terwijl het er daarenboven niet ontbreekt aan regtstreekschen aanvoer van bont uit Amerika.

De grootste omzet van pelterijen in Rusland heeft plaats te Moskou. — Ook Skandinavië levert een aantal goede pelterijen. De Koninklijke Deensch-Groenlandsche Compagnie heeft hare agenten in West-Groenland en verkoopt hare pelterijen in 2 jaarlijksche veilingen (Mei en November) te Kopenhagen. In Duitschland drijven Hamburg en Lübeck een transito-handel met Russische en Amerikaansche pelterijen en een gewonen handel met Groenlandsche robbenvellen, en te Bremen ontvangt men over Honoloeloe pelterijen van de Eskimo's. De handel in de groote steden regelt zich naar de mode en is te Weenen, Berlijn en Breslau van grooten omvang. De wereldmarkt van pelterijen is evenwel Leipzig. De Paasch- en de Michaëlismarkt worden er door omstreeks 2500 pelshandelaars uit alle oorden van Europa bezocht. De Russische en Siberische pelterijen, die in Amerika gebruikt worden, gaan grootendeels door de handen van Leipziger kooplieden, en de Amerikaansche waren worden gedeeltelijk regtstreeks naar Leipzig gezonden. Daar de prijzen der pelterijen vooral afhankelijk zijn van mode, oorlog en geldcrisis, ontwaart men daarin eene belangrijke afwisseling, terwijl het aantal huiden, hetwelk ter markt wordt gebragt, nog steeds klimt en de navraag tevens zoo sterk toeneemt, dat men in het algemeen eene gestadige prijsverhooging in het bont ontwaart.

< >