Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Offenbach (Jacques)

betekenis & definitie

Offenbach (Jacques), een Fransch componist, geboren te Keulen den 17den Junij 1819, ontving zijne opleiding aan het Conservatoire te Parijs, verwierf spoedig roem als violoncellist, vertoefde daarna eenige jaren in Duitschland en zag zich na zijn terugkeer te Parijs tot kapelmeester in het Théâtre Français benoemd. In 1855 nam hij het bestuur op zich der „Bouffes parisiennes” en slaagde hierbij zoo uitmuntend, dat hij reeds na één jaar zijn schouwburg in de Champs Elisées met een veel grooter gebouw, namelijk de Salle Comte in de Passage Choiseul verwisselen moest.

Later bezocht hij met zijn troep meermalen de Fransche provinciën, Engeland en eenige steden van Duitschland, maar bij zijn terugkeer te Parijs liet hij deze onderneming varen, om zich uitsluitend aan de compositie te wijden. Van zijne talrijke operettes noemen wij: „De verloving bij de lantaren”, — „Het meisje van Elizondo” — „Het lied van Fortunio”, — en „Mijnheer en mevrouw Denis”, waarin het niet aan het lachwekkende ontbreekt. De meesten echter, zooals: „Orpheus in de onderwereld”, — „De Brug der zuchten (Pont des Soupirs)”, — „De schoone vrouwen van Georgië”, — en „De schoone Helena”, huldigen te zeer den dubbelzinnigen geest der demi-monde, om ze toe te juichen. Daarenboven leverde hij: „De beide blinden”, — „Bataclan”,— „Pepito”,— „Dragonette”, — „Croquefer”, — „De roos van St. Fleur”, — „De Dames de la Halle”, — „Blaauwbaard”, — „Galatea”, — „De Groothertogin van Gerolstein”, enz.

< >