Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Noorder-Departement

betekenis & definitie

Noorder-Departement (Departement du Nord), het noordelijkste departement van Frankrijk, uit voormalig Fransch-Vlaanderen en een groot gedeelte van Cambrèsis en FranschHenegouwen gevormd, grenst in het noorden aan de Noordzee, in het oosten aan België en in het zuiden, zuidwesten en westen aan de departementen Aisne, Somme en Pas de Calais, en telt op ruim 103 mijl omstreeks 11/2 millioen inwoners. De kust heeft er eene lengte van 35 Ned. mijl; zij is vlak en met eene reeks van duinen gekroond. Men heeft er 2 havens, namelijk: te Duinkerken en te Gravelines (Grevelingen). Ook het overige land is er nagenoeg geheel vlak, daar zich alleen in het zuidoosten uitloopers der Ardennen ter hoogte van 266 Ned. el verheffen.

Het departement ligt grootendeels op het stroomgebied der Schelde, welke er doorheen kronkelt en de Sensée en Scarpe als zijrivieren opneemt, doch het oostelijk gedeelte met de Sambre behoort tot het stroomgebied van de Maas. Het klimaat is er koud en in het algemeen niet aangenaam, en de lucht zeer vochtig, doch de grond ongemeen vruchtbaar, mild besproeid en uitmuntend bewerkt. Voormalige moerassen zijn er drooggelegd en in voortreffelijk bouwland herschapen, zooals het Wateringeand in het arrondissement Duinkerken. Men heeft er ongeveer 365000 Ned. bunder bouwland, 95000 Ned. bunder hooiland, 36000 Ned. bunder bosch en 7400 Ned. bunder heide- en weideland. Men verbouwt er vooral veel graan, — voorts: aardappelen, peulvruchten, suikerwortels, hop, vlas, hennep, koolzaad, tabak, cichorei, ooft en walnoten. Paarden telde men er in 1872 ruim 86000, runderen 260000 enz. De rivier- en kustvisscherij verschaft er bezigheid aan velen en ook de kabeljaauwvisscherij is er van groot belang. De grond levert er voorts eene groote hoeveelheid steenkolen, anthraciet en turf, alsmede marmer, krijt, zandsteen, ijzererts en potklei.

Uit het oogpunt van nijverheid bekleedt dit departement in Frankrijk den eersten rang; men heeft er 127 ijzerfabrieken met 9000, — 42 glasblazerijen met 6000, — 175 suikerfabrieken met 24000, — en 800 weverijen met 78000 werklieden. Gemelde weverijen verwerken katoen, wol, linnen, vlas, hennep en zijde. Voort heeft men er verwerijen en bleekerijen, raffinaderijen, papier-, kaarsen- en zeepfabrieken, looijerijen, brouwerijen, brandewijnstokerijen enz. Deze bloeijende nijverheid geeft er aanleiding tot een levendigen handel, die aan Duinkerken eene uitgebreide scheepvaart bezorgt. In 1874 zijn aldaar 2222 schepen met eene ruimte van 518000 ton uitgezeild. Men had voorts in dit departement in 1875 een aantal van 443 koopvaardijschepen met eene ruimte van meer dan 43000 ton. De handel wordt er door een voortreffelijk spoorwegnet zeer bevorderd; men heeft er de lijn Parijs—Brussel met de lijn Duinkerken— Rijssel—Valenciennes en onderscheidene zijlijnen.

Daarenboven heeft men er bevaarbare rivieren en vele kanalen. Tot de inrigtingen van onderwijs behooren er: 2 lycéa, 115 gemeentelijke collèges, 37 vrije scholen van middelbaar onderwijs en omstreeks 1600 lagere scholen. Men heeft er onderscheidene geleerde genootschappen, en sommige steden van dit departement, zooals: Rijssel, Kamerijk en Douai, zijn brandpunten van kunst en wetenschap. Toch laat de volksontwikkeling er veel te wenschen over. Er zijn 5 vestingen van den eersten rang, en de 4 voornaamste steden, Rijssel, Roubaix, Tourcoing en Duinkerken, hebben ieder meer dan 30000 zielen. Het departement is in 6 arrondissementen verdeeld en heeft Rijssel tot hoofdstad.

< >