Onder dezen naam vermelden wij:
Karstens Niebuhr, een verdienstelijk reiziger, geboren te Lüdingworth den 17den Maart 1733. Hij studeerde te Göttingen in de wiskundige wetenschappen, werd in 1760 luitenant-ingenieur in Deensche dienst en ondernam een jaar daarna op last van de Deensche regéring eene reis naar Arabië, Perzië en nabijgelegene landen. Hij keerde in 1766 terug en leverde eenige hoogst merkwaardige reisbeschrijvingen, zooals: „Beschreibung von Arabien (1772)”, — „Reisebeschreibung von Arabien und anderen umliegenden Länden (1774—1778, 2 dln)”, met „Reisen durch Syrien und Palästina (1837)” als derde deel. Ook zond hij uit de nalatenschap van zijn reisgenoot Forskal in het licht: „Descriptiones animalium (1775)”, — „Flora egyptiaco-arabica (1776)”, — en „Icones rerum memorabilium (1776)”. In 1808 werd hij staatsraad in Deensche dienst, ontving het lidmaatschap van verschillende geleerde genootschappen en overleed den 26sten April 1815.
Barthold Georg Niebuhr, een zoon van den voorgaande en een uitstekend geschied- en letterkundige. Hij werd geboren te Kopenhagen den 27sten Augustus 1776, studeerde te Kiel, werd voorts secretaris van graaf Schimmelmann te Kopenhagen, zette zijne studiën voort te Londen en te Edinburgh, woonde in laatstgenoemde stad gedurende een jaar staathuishoudkundige en natuurkundige voorlezingen bij en trad in 1801 in Deensche staatsdienst. In 1804 werd hij directeur der bank en trad in 1806 op aanzoek van den minister von Stein in dienst van Pruissen. Hier was hij in zeer rampspoedige jaren met den titel van geheim staatsraad hoofdzakelijk op financieel gebied werkzaam, hield van 1810—1812 voorlezingen over Romeinsche geschiedenis aan de universiteit te Berlijn, wijdde sedert 1813 zijne krachten weder aan den Staat en werd in 1816 als ambassadeur naar Rome gezonden. Nadat hij aldaar de verlangde overeenkomst had tot stand gebragt, vroeg hij zijn ontslag (1823) en hield na dien tijd voorlezingen over oude en nieuwe geschiedenis aan de universiteit te Bonn. Hij overleed den 2den Januarij 1831. Niebuhr verbond met eene verbazende geleerdheid — hij verstond 20 talen — eene ongemeene scherpzinnigheid en eene scheppende fantasie. Zoowel daardoor als door zijne onvervalschte waarheidsmin had hij in alle betrekkingen de algemeene achting verworven, maar vooral oogstte hij grooten roem door zijne geschriften.
Zijn hoofdwerk is eene „Römische Geschichte (1811 en later bij herhaling)”, welke de oudere geschiedenis van den Staat omvat tot aan den eersten Punischen Oorlog ingesloten, waarin hij door eene schrandere beoordeeling der bronnen en door zamenvoeging van de overblijfselen der oudheid eene duidelijke voorstelling zoekt te geven van de ontwikkeling van het Romeinsche volk in die dagen. De verkregene uitkomsten hebben niet in alle bijzonderheden den toets kunnen doorstaan, maar hij heeft zeer veel uit de Romeinsche geschiedenis in een nieuw en duidelijk licht gesteld en tevens een weg voor geschiedkundig onderzoek aangewezen, die na hem door velen is gevolgd. Daarenboven heeft hij de wetenschap verrijkt door talrijke geschied- en letterkunkundige verhandelingen, door het ontdekken en verklaren van onderscheidene geschriften der oudheid, door zijne bijdragen tot de „Beschreibung Roms (1830, 4 dln)”, door zijne opwekking tot het stichten van het „Rheinisches Muséum” en tot het uitgeven der werken van Byzantijnsche schrijvers en door zijne onvermoeide pogingen om die beide zaken tot stand te brengen. Ook op het gebied der staat- en staathuishoudkunde is bij als schrijver werkzaam geweest. Steeds trad hij op als een opregt vriend der vrijheid en als een tegenstander van staatsinrigtingen, welke niet geworteld waren in de volksgeschiedenis. Zijne „Nachgelassenen Schriften niehtphilologischen Inhalts" verschenen in 1842, en zijne te Bonn gehoudene voorlezingen over Romeinsche geschiedenis (1846— 1,848, 3 dln), over Oude geschiedenis met uitzondering van de Romeinsche (1847—1851, 3 dln), over Romeinsche oudheden (1858) en over de Fransche Revolutie (1845) zijn naar het opgeschreven dictaat ter perse gelegd. — Zijn zoon Markus Carsten Nikolaus von Niebuhr, geboren te Rome den 1sten April 1817, studeerde in de regten, bekleedde aanzienlijke staatsambten, werd in den adelstand opgenomen, was een ijverig voorvechter van de orthodoxie en van de jonkerpartij, schreef eene „Geschichte Assurs und Babels (1858)” en overleed den 31sten Julij 1860.