Nagenoeg in alle orden der vogels vindt men soorten, die bij voorkeur gedurende den nacht werkzaam zijn, terwijl zij den dag in ledigheid doorbrengen. Zij onderscheiden zich gewoonlijk, zooals alle nachtdieren, door eene eigenaardige ontwikkeling der zintuigen, namelijk door groote, ronde oogen, wier wijd geopende pupillen de geringste lichtstralen opnemen, terwijl zij het daglicht niet kunnen verdragen, en door een uiterst fijn gehoor, bevorderd door de rangschikking der vederen rondom de oor-opening; voorts door zachte vederen, zoodat zij nagenoeg zonder eenig geruisch kunnen vliegen, en door eene wijde keel.
Tot de nachtelijke roofvogels behooren de uilen, terwijl de nachtelijke insecteneters hoofdzakelijk leden zijn van de familie der Geitenmelkers (zie aldaar). In de rotsholen van Guacharo in Zuid-Amerika vindt men graan-etende vogels, die tot de nachtvogels gerekend worden. Van de nachtvogels behoort wijders de aardpapegaai in Nieuw-Holland tot de orde der Klimvogels en de nachtreiger tot die der Steltloopers. De nachtvogels bewonen des daags donkere holen en gaten en komen eerst na zonsondergang te voorschijn.