Mysticismus, een Grieksch woord, hetwelk met mysterie (verborgenheid) in verband staat, beteekent volgens godgeleerd spraakgebruik eene rigting van het godsdienstig leven, welke zich eerst duidelijk openbaarde in hare tegenstelling tegenover de scholastieke theologie der middeneeuwen, maar reeds vertegenwoordigd wordt in de aan Dionysius Areopagíta toegekende geschriften, waardoor zij in verband staat met het Neo-Platonismus en met de Heidensche mysteriën in het algemeen.
De naam mystiek wijst enkel op eene geheime leer, die alleen aan de uitverkorenen bekend is, doch de geschiedenis der Christelijke godgeleerdheid heeft daaraan een meer bepaalden vorm gegeven. Was vereeniging met God het hoogste doel en de diepste beteekenis der Heidensche mysteriën, ook bij die mystiek, welke Dionysius Areopagíta in het Christendom invoerde, stond de vraag op den voorgrond naar de kennis van God en van de ideale wereld. Mysticismus is derhalve eene door een bepaald Godsbegrip bestuurde godsdienstigheid, waardoor men zich reeds hier op aarde met het Goddelijk wezen vereenigt, — ’t geen de Scholastiek eerst mogelijk acht in een volgend leven. Terwijl de scholastiek eene transcendente wereldbeschouwing vestigt op verstandelijke begrippen, poogt het mysticismus de immanentie van den Oneindige in het eindige practisch te ervaren en theoretisch vast te stellen. Het mysticismuus is derhalve op het naauwst verbonden met het pantheïsmus. De voorstander van het mysticismus is doordrongen van het gevoel van het goddelijke, dat in hem zelven en in alle dingen aanwezig is; alle strijdigheden van het eindig bewustzijn moeten opgelost worden in dat gevoel der eenheid.
Het gevaar ligt dus voor de hand, dat hij al het bestaande als niets beschouwt, omdat God alles in allen is, zoodat hij tevens al zijne gemoedsbewegingen voorstelt als door God veroorzaakt. Men geeft dan ook in het algemeen den naam van mysticismus aan den gemoedstoestand van dezulken, die het onbereikbare zoeken te omvatten en zich in geheimzinnige gemeenschap wanen met bovennatuurlijke wezens. De mystiek vormt een belangrijk bestanddeel van het godsdienstig leven, zelfs bij de Mohammedanen, en zij was het reeds bij de oude Grieken. Vraagt echter het Oostersch-Christelijk mysticismus naar de kennis van God, het Westersch-Christelijk mysticismus is meer practisch en streeft naar onmiddellijke vereeniging met God. Maar ook hier moet men onderscheid maken tusschen de Romaansche mystiek van Johannes Scotus Erigena, Bernhard van Clairvaux en Bonaventura, die tevens aanhangers zijn der Scholastiek, en de Germaansche mystiek van meester Eckard, Tauler, Suso, Ruysbroek en Thomas a Kempis, die zich meer in bespiegelingen verdiepte en zich als gemoedsleven vertoonde in mannen van lateren tijd, zooals Jakob Böhme, Schelling enz. Het mysticismus van Paracelsus, Bruno, Campanella enz. had eene natuurkundige kleur, en wij vinden een R. Katholiek mysticismus bij Frans van Sales en Angelus Silesius, alsmede een modern Protestantseh mysticismus bij Schleiermacher.