Montesquieu (Charles de Sécondat, baron de la Bréde et de), een vermaard Fransch schrijver op wijsgeerig-staatkundig gebied, geboren den 18den Januarij 1689 op het kasteel Bréde bij Bordeaux, studeerde in de regten, werd in 1714 raadsheer bij het Parlement van Bordeaux en 2 jaar later voorzitter van dat ligchaam. In die betrekking was hij met anderen de grondlegger van de Académie aldaar. Hij trad als schrijver het eerst op met de „Lettres persanes (1721; laatste druk 1874, 2 dln)”, waarin hij onder het mom van een Pers de staatkundige, maatschappelijke en letterkundige dwaasheden der Franschen van zijn tijd op eene geestige wijze aan de kaak stelde. Om de wetten en inrigtingen der Europésche Staten, later door hem geschetst in zijn „Esprit des lois”, naar eisch te leeren kennen, legde hij in 1726 zijne betrekking neder en volbragt eene reis door Duitschland, Hongarije, Italië, Zwitserland, Nederland en Engeland.
In laatstgenoemd rijk vertoefde hij 2 jaar en werd lid van de Koninklijke Sociëteit van Wetenschappen te Londen, terwijl hij kort te voren ook onder de leden der Académie te Parijs was opgenomen. Na zijn terugkeer op het kasteel Bréde schreef hij: „Considérations sur les causes de la grandeur et de la décadence des Romains (1734)” en onder den pseudoniem van Charles d’ Outrepont de „Dialogues de Sylla et de Lysimaque (1748)”, waarin hij het wezen van den dwingeland op eene uitstekende wijze ontleedde. Na langdurige voorbereiding verscheen eindelijk zijn hoofdwerk: „Esprit des lois (1748, 2 dln)”, dat in nagenoeg alle Europésche talen is vertaald. Daarin zocht hij een overzigt te geven van de wettelijke instellingen in verband met de plaatselijke omstandigheden in verschillende landen. Hoewel hij als een man van vrijzinnige denkwijze godsdienst en zedeleer beschouwde als afhankelijk van lucht- en grondgesteldheid, aan gevoel van regt en pligt in de staatsinrigting eene ondergeschikte plaats toekende, en het absolute idee van regt ten offer bragt aan het beginsel, dat het heil des volks de hoogste wet moest wezen, vond zijn stelsel toch geen algemeenen bijval. Van zijne overige geschriften vermeiden wij zijne „Lettres familiaires (1767)” en; zijn „Temple de Cnide”. Hij overleed te Parijs den 10den Februarij 1755. Zijne gezamenlijke werken zijn bij herhaling in het licht gegeven.