Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Mommsen

betekenis & definitie

Mommsen (Theodor), een uitstekend oudheid- en geschiedkundige, geboren den 30sten November 1817 te Garding in Sleeswijk, studeerde te Kiel in de letteren en in de regten, reisde in 1844—1847, ondersteund door de Académie te Berlijn, in Frankrijk en Italië ten behoeve zijner oudheidkundige studiën, redigeerde in 1848 te Rendsburg de „Schleswig-holsteinische Zeitung” en vertrok in het najaar van 1848 als hoogleeraar in de regten naar Leipzig. Wegens zijne deelneming aan de staatkundige bewegingen van 1848 en 1849 ontving hij in 1850 zijn ontslag, waarop hij in het voorjaar van 1852 een professoraat in het Romeinsche regt te Zürich aanvaardde. Hij ging in 1854 als hoogleeraar naar Breslau en in 1857 naar Berlijn, waar hij zich met de lessen in de oude geschiedenis belastte en tevens met de redactie van het „Corpus inscriptionum latinarum (1863)”. Voorts schreef hij zijn beroemd werk: „Römische Geschichte (1854—1855, 3 dln; 1874, 6de druk)”, — „De collegiis et sodalitiis Romanorum (1843)”, — „Die Römischen Tribus in administrative Beziehung (1864)”, — „Oskische Studien (1865)”, — „Die Römische Chronologie bis auf Cäsar (1858; 2de druk 1859)”, —„Römische Forschungen (2de druk, 1865)”, — en vooral ook: „Römisches Staatsrecht (1871—1876, 2 dln; 2de druk 1877)”. „Met Studemund gaf hij „Analecta Liviana (1873)” in het licht.

Sedert 1873 is hij Secretaris der Académie te Berlijn, terwijl hg tevens zitting heeft in het Huis van Afgevaardigden, alwaar hij tot de nationaal-liberale partij behoort. — Zijn broeder Johannes Tycho, geboren te Garding den 23sten Mei 1819, studeerde desgelijks te Kiel in de letteren, reisde in 1846—1848 in Italië en Griekenland, werd eerst leeraar aan het gymnasium te Husum, daarna professor aan het reaalgymnasium te Eisenach, vervolgens rector van de hoogere burgerschool te Oldenburg en in 1864 directeur van het gymnasium te Frankfort aan de Main. Hij heeft veel geschreven over Pindarus en leverde in 1871: „Bemerkungen zum ersten Buch der Satiren des Horaz”. — Een jongere broeder der beide voorgaanden, August genaamd en geboren te Oldensloe den 25sten Julij 1821, was achtervolgens als leeraar werkzaam aan scholen te Flensburg, Hamburg en Parchin en zag zich in 1864 als conrector geplaatst te Sleeswijk. Hg schreef o. a.: „Beiträge zur griechischen Zeitrechnung (1856)”. — „Römische Daten (1855)”, — en „Griechische Jahreszeiten (1873)”.

< >