Militie noemt men de gewapende manschap, welke tijdelijk in krijgsdienst treedt, hetzij door algemeene dienstpligt, hetzij, zooals bij ons te lande, door het trekken van een laag nommer bij de loting daartoe gedwongen. Zij wordt tot vorming van het leger tot het bedrag van een zeker procent van het bevolkingscijfer in ons land door de verschillende gemeenten geleverd, en draagt den naam van nationale militie. Velen verzekeren echter, dat de wijze, waarop in ons land de militie wordt zamengesteld, volstrekt niet nationaal is. De loting, voor velen een schrikbeeld, hebben wij behouden uit den tijd der heerschappij van Napoleon I. De gegoede lotelingen, die een laag nommer trekken, voorzien zich van plaatsvervangers, die veelal tot den geringsten stand behooren, zoodat zij weinig geschikt zijn, om aan het leger een gewenscht gehalte te geven.
Van hen, die niet in staat zijn, zich een remplaçant te bezorgen, dienen velen met weerzin. Het Rijk daarentegen zou welligt evengoed vrijwilligers kunnen werven als de ingezetenen plaatsvervangers, en daardoor zou een regtmatig bezwaar uit den weg geruimd kunnen worden. Ook in algemeene dienstpligtigheid zien velen een afdoend geneesmiddel, zoodat zelfs in de laatste jaren een antidienstvervangingsbond werd opgerigt.
