Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Malesherbes

betekenis & definitie

Malesherbes (Chrétien Guillaume de Lamoignon de), minister en verdediger van Lodewijk XVI van Frankrijk, was de telg van een aanzienlijk geslacht en werd geboren te Parijs den 6den December 1723. Hij ontving zijne opleiding bij de Jezuïeten, legde zich met ijver toe op de regtsgeleerdheid en was reeds op 24-jarigen leeftijd Parlementsraad. Toen zijn vader in 1750 kanselier werd, volgde hij dezen op als voorzitter van de Cour des aides (regtbank van belastingschuldigen). In die betrekking ontsloeg hij de slagtoffere der belastingjustitie uit de gevangenissen, vervolgde de algemeene pachters van ’s rijks inkomsten en verzette zich tegen de belastingsverordeningen van het Hof.

Tevens was hij belast met het bestuur van den boekhandel en met het opzigt op de pers. Hij begunstigde de uitgave van kennisverspreidende werken, en zonder hem ware vermoedelijk de „Encyclopédie” nooit in het licht verschenen. Toen het Hof het Parlement ontbond, deed hij (1771) aan Lodewijk XV een stout voorstel, waarin hij de bijeenroeping der Rijksstanden eischte, zoodat hij naar zijne goederen verbannen en de regtbank, waarvan hij voorzitter was, opgeheven werd. Bij de troonsbeklimming van Lodewijk XVI werd hij echter in zijne voormalige betrekking hersteld. Zijne groote populariteit was oorzaak, dat de Koning hem in 1775 met de portefeuille van Binnenlandsche Zaken belastte, terwijl zijn vriend Turgot die van Financiën aanvaardde. De hervormingsplannen van die beide staatsdienaars leden echter schipbreuk op den tegenstand van het Hof en van de Parlementen, en de aftreding van Turgot bewoog ook Malesherbes om den 12den Mei 1776 zijn ontslag te nemen. hij keerde nu tot het ambteloos leven terug, wijdde zich aan de studie der natuurlijke historie en volbragt onder een aangenomen naam eene voetreis door Frankrijk, Nederland en Zwitserland, om zich met de inrigtingen van algemeen belang en met de volkszeden in die landen bekend te maken. In 1787, niet lang na de bijeenkomst der Notabelen, belastte het Hof, door nood gedrongen, hem nogmaals met eene portefeuille, maar vergunde hem geenerlei invloed, zoodat hij reeds vóór de vergadering der rijksstanden zijn ontslag nam. Bij het uitbarsten van de stormen der Omwenteling vermaande hij de Nationale Vergadering tot gematigdheid , terwijl hij den Koning aanspoorde tot standvastigheid en vaderlandsliefde.

Men luisterde echter naauwelijks naar zijne taal. Toen hij vernam, dat men den Koning in staat van beschuldiging wilde stellen, rigtte hij een schrijven aan de Nationale Conventie, waarin hij zich aanbood om als verdediger van den monarch op te treden. Die gevaarlijke gunst werd aan hem, alsmede aan Tronchet en Desèze toegestaan. Onbeschroomd zette hij zich aan het werk, bezocht den Koning in de gevangenis en vervulde zooveel mogelijk diens wenschen. Na de veroordeeling des Konings verscheen hij vóór de Conventie en bezwoer haar met tranen, de voltrekking van het vonnis afhankelijk te maken van de toestemming des volks. Na de teregtstelling des Konings was hij zoo onvoorzigtig, om de magthebbers te honen en zich zelven als één van de aanleggers der Omwenteling aan te klagen.

Wél kon hij voorloopig naar zijn buitenverblijf terugkeeren, maar reeds in December 1793 verschenen de leden van het Comité du salut public en namen eerst zijn schoonzoon, de president Rosambo, met echtgenoote en kinderen, en den volgende dag ook hem en de overige familie in hechtenis. Men beschuldigde hem van deelgenootschap aan eene zamenzwering tegen de Republiek, en omstreeks 30 personen werden in dat procés betrokken. Malesherbes verdedigde met ijver zijne bloedverwanten, maar wilde tot zijne eigene regtvaardiging geen enkel woord verkwisten. Den 22sten April 1794 bezweek hij kalm onder het mes der guillotine, nadat hij te voren de hoofden van al zijne lotgenooten, ook van zijne dochter en van zijne kleinzonen, had zien vallen. In 1826 stichtte Lodewijk XVIII hem een gedenkteeken in het Paleis van Justitie te Parijs. Van zijne geschriften vermelden wij: „Maximes, suivies de réflexions sur les lettres de cachet (1802)”, — „Mémoires sur la librairie et la liberté de la presse (1809; 2de druk 1827)”, — en „Oeuvres choisies (1809)”.

< >