Lister en Mandal, de beide zuidelijkste voogdijen van Noorwegen, vormen te zamen een ambt aan de beide zijden van kaap Lindesnäs. Van deze ligt Mandal ten oosten en is tevens de kleinste. Het binnenland dezer voogdij bestaat uit 8 evenwijdige rivierdalen met goeden bouwgrond, terwijl de daartusschen gelegene bergruggen, uitloopers van den Langfjeld, niet zeer hoog zijn. Men vindt er aanzienlijke wouden, omdat de boomen er wegens het zachte klimaat zeer voorspoedig groeijen.
— Lister is veel meer bergachtig. Dáár verheft zich de Grubbaafjeld ter hoogte van 550 Ned. el; — de grond is er bijna overal zandig en het klimaat vochtig en stormachtig, zoodat de cultuur er schraal en de bevolking gering is. Hiervan echter mogen wij het zuidwestelijke schiereiland, Listerland, alsmede de daarvóór gelegene eilanden uitzonderen. Het geheele ambt heeft eene uitgebreidheid van ruim 97 geogr. mijl en telt omstreeks 70000 zielen. Landbouw, veeteelt en boschcultuur zijn er de voornaamste bedrijven, en aan de kust visscherij, scheepvaart en scheepsbouw.