Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Lavandula L.

betekenis & definitie

Lavandula L. of lavendel is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Lipbloemigen. Het onderscheidt zich door een eivormigen, ongelijk-getanden, door een dekblad ondersteunden kelk, eene bloemkroon met eene 2-spletige boven- en 3-spletige onderlip, in de buis bevestigde en daarin beslotene meeldraden, wier niervormige helmknoppen in een plat, rond schoteltje openspringen. Het omvat lage, specerijachtige heesters of half heesters, die meeren deels aan de kust der Middellandsche Zee te huis belmoren. Van de soorten noemen wij: L. Spica Dec. met langwerpig-Iancetvormige, bijna spatelvormige, gaafrandige, aan de basis smaller uitloopende, aan den rand eenigzins omgerolde, aan beide zijden bleekgrijze bladeren en 5tot 10-bloemige bloemkransen; zij groeit in het zuiden van Europa, en in het noorden van Afrika en levert lavendel-olie, — L. Sfoechas L. met lang-lijnvormige,gaafrandige,aan den rand omgerolde bladeren en donkerroode bloemen, een sterk vertakte en zeer specerijachtige heester ter hoogte van omstreeks eene Ned. el en in het zuiden van ons werelddeel te vinden, — L. angustifolia Moench met lang-lijn vormige of lijn-lancetvormige, gaafrandige bladeren en blaauwe bloemen, een sterk vertakte heester ter hoogte van 1j2de Ned. el, die op zonnige heuvels van Tyrol, alsmede in het zuiden van Europa en in het noorden van Afrika groeit.

De bladeren en bloem-aren van deze plant zijn in de geneeskunde in gebruik; zij hebben een eigenaardigen, maar niet onaangenamen balsemgeur, en een bitteren, eenigzins kamferachtigen smaak. De voornaamste bestanddeelen der plant zijn eene vlugtige olie en wat bitter- en looistof. Vooral van dit gewas bereidt men in het zuiden van Frankrijk de lavendel-olie.

< >