Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Latitudinariërs

betekenis & definitie

Latitudinariërs is de naam eener partij der Engelsche Episcopaten, die gedurende de religietwisten in de dagen van Karel I zich verhief, vooral te Cambridge gevestigd was en tegenover de partij der eedweigeraars stond, welke de Anglikaansche Kerk (zie aldaar) vormden. Zij wilden, evenals de Remonstranten in ons Vaderland, door vrije verklaring en opvatting der verschillende leerstukken verzoening en overeenstemming tot stand brengen. Zij maakten onderscheid tusschen wezenlijke en weinig beteekenende leerstukken, — beweerden dat eerstgemelde eenvoudig en duidelijk en met de belofte des eeuwigen tevens bekrachtigd moesten wezen, zooals het geloof aan God en den Christus, — beschouwden de drieëenheid niet als een eigenlijk mystérie, — wilden allen strijd over dit dogma vermijden, — noemden het avondmaal eene bevestiging van het Christelijk leven, — onderscheidden de leer der schrift, welke ons opleidt tot zaligheid, van de kerkleer, — namen het Symbolum apostolicum aan als overeenstemmend met de uitspraken des Bijbels, —verwierpen onverdraagzamen geloofsijver en verkettering, — en waren van meening, dat men in eene dwaalleer gelooven en toch zalig worden kan. Wegens de niet zeer scherpe bepaling van hunne geloofsteer werden zij door anderen met den naam van Latitudinarii bestempeld, welke het eerst voorkomt in de: „Religion du latitudinaire (1696)” van Jurieu.

Ook noemde men hunne gevoelens „de godsdienstleer van den breeden weg”. Intusschen hebben zij zich zeer verdienstelijk gemaakt, daar zij aanleiding hebben gegeven, dat in de 17de eeuw verschillende kerkelijke leerstukken door geleerde mannen in meer gematigden geest werden behandeld, — vooral door Thomas Burnet. Tot de secte der Latitudinariërs behoorden vete uitstekende mannen, zooals Chillingworth, Cudworth, Bull, Clarke enz. — Tegenwoordig bezigt men den naam Latitudinariërs veelal van hen, die zich met betrekking tot de zedeleer aan minder gestrenge beginselen gebonden achten, ot ook van hen, die wél in het algemeen de leer der Kerk omhelzen, maar door eene zekere onbepaaldheid in de leerstukken alle twistvragen willen vermijden.

< >