Kwikpraeparaten (mercurialia) behoren tot de krachtigste, maar bij overtollig gebruik tevens tot de gevaarlijkste geneesmiddelen, zoodat vele geneeskundigen van den nieuweren tijd afkeerig zijn van hun gebruik. Terwijl zuiver kwik niet werkt op het ligchaam, bezigt men zijne praeparaten vooral tot genezing van syphilis, tot het dooden van woekerdieren en tot opslorping en verdeeling van sommige gezwellen, — eindelijk ook tot bijt- en purgeermiddelen, terwijl de geneesheeren in Indië ze onmisbaar achten tot genezing van dyssenterie. De voornaamste kwikpraeparaten zijn: zwavelspiesglanskwikzilver, zwart zwavelkwik, zwart kwikoxydule, calomel, sublimaat, geel en rood iodkwik, rood en wit kwikpraecipitaat en eene salpeterzure kwikoplossing. Grijze kwikzalf (Unguentum Neapolitanum) of ruiterzalf en kwikpleister (Emplastrum mercuriale) bevatten, behalve kleine hoeveelheden kwikoxydule, het metaal in lijn verdeelden toestand.
Een overtollig gebruik daarvan, alsmede een lang vertoef in kwikmijnen of op plaatsen, waar dat metaal verwerkt wordt, geeft ligt aanleiding tot eene kwikvergiftiging, welke den naam draagt van kwikziekte (Hydrargyrosis). Tot de verschijnselen van deze behoren ontsteking van het slijmvlies van den mond, een kwalijkriekende adem, speekselvloed, ingevallen gelaat met vuilgele kleur, doffe oogen en trilling der leden. Bij kwaadaardige syphilis roept men deze ziekte te voorschijn, tot den speekselvloed toe, om alzoo genezing te verkrijgen. Het kwik is het eerst door Arabische artsen uitwendig voorgeschreven en werd daardoor in Europa bekend. Het inwendig gebruik is eerst ingevoerd door van Swieten, nadat de vooruitgang der scheikunde doelmatig bereide praeparaten had geleverd.