Koprolieten noemt men versteende uitwerpselen van vóórwereldlijke dieren, waarin men vaak schubben, beensplinters, kleine beentjes en tanden aantreft. Zij vertoonen zich doorgaans als ronde, geelachtigwitte of bruine massa’s met spiraallijnen aan de oppervlakte, afkomstig van de plooijen van den endeldarm. Men vindt ze in beenderenholen, bijv. in het hol van Kirkdale in Yorkshire, en alsdan gelijken zij op de uitwerpselen van hedendaagsche roofdieren. Somtijds echter bevatten zij overblijfselen van visschen en zijn in dat geval afkomstig van groote roofvisschen of van de reusachtige hagedissen (saurii) der vóórwereld, en komen dan voor in uitgestrekte lagen.
De bestanddeelen der koprolieten verspreiden een opmerkelijk licht over de voeding der vóórwereldlijke dieren. Zij bezitten voorts een aanzienlijk phosphorusgehalte, zoodat zij na behandeling met zwavelzuur zeer geschikt zijn tot bemesting van het land. Ook de guano kan men beschouwen als eene koprolietenvorming van het tegenwoordige tijdperk.
