Knoet of Kanoet de Groote, als koning van Denemarken II en als koning van Engeland I was een zoon van koning Sueno of Sven dien hij in 1014 opvolgde op den troon van Denemarken, terwijl hij na den dood van koning Ethelred II ook dien van Engeland beklom. Hij voleindigde de verovering van laatstgenoemd land.
Hij begon zijne heerschappij met de verwoesting der geheele oostkust van zijn nieuw gebied, terwijl hij de Engelschen, die aan zijn vader als gijzelaars waren overgeleverd, den neus en de handen liet afhakken en hen daarna te Sandwich deed verdrinken. Daarna haalde hij versterking uit Denemarken en zette zijne verwoesting in het zuiden van Engeland voort. De dappere Edmund Ironside, derde zoon van Ethelred, trok hem met een leger tegemoet, en hoewel hij telkens door de trouweloosheid van zijn zwager Edrich de nederlaag leed, wist hij zich niettemin tegen Knoet staande te houden, zoodat de Engelsche en Deensche edelen, den langen oorlog moede, het verlangen te kennen gaven, dat Engeland onder die beide vorsten zou worden verdeeld. Bij een plegtig verdrag werd aan Knoet het noorden en aan Edmund het zuiden des rijks toegekend, doch eene maand later werd laatstgenoemde door 2 kamerdienaars, omgekocht door Edrich, om het leven gebragt.
Geheel Engeland viel nu ten deel aan Knoet, die in eene Rijksvergadering door valsche getuigen onder eede liet verklaren, dat Edmund, zonder zich om zijn eigen onmondig tweetal kinderen te bekreunen, hem erfgenaam der kroon had gemaakt.
Nadat die afstand door den Rijksdag bekrachtigd was, zond Knoet de beide jeugdige prinsen naar den Koning van Zweden met den last om hen te dooden. Deze evenwel deed hen vertrekken naar Hongarije, waar zij gastvrij werden ontvangen. Zoo was het begin der regéring van Knoet gekenmerkt door wreedheid en misdaad, doch hij gaf weldra blijken van beterschap, en wel in de eerste plaats door de Engelschen te straffen, die hun Koning verraden hadden en den eerloozen Edrich te doen dooden. Toen hij voorts op eene rijksvergadering de wetten van Alfred de Groote herstelde en aan Denen en Engelschen gelijke regten, even groote veiligheid van personen en eigendommen waarborgde, veranderde de afschuw, door zijne dwingelandij gewekt, in algemeene hoogachting. Voorts bevestigde hij zijn gezag door zijn huwelijk met Kmma, de weduwe van Ethelred.
Tot tweemaal toe trok hij naar het vaste land, eerst om de Zweden te onderwerpen en daarna om Noorwegen te veroveren. Nadat hij de magtigste vorst van zijn tijd was geworden, beving hem de overtuiging van de nietigheid zijner koninklijke grootheid. Hij bouwde kerken en kloosters en deed zelfs een pelgrimstogt naar Rome, waar hij belangrijke privilegiën voor de Engelsche scholen verwierf. zijne laatste onderneming was een krijgstogt tegen Malcolm, koning van Schotland. Vier jaren daarna (1036) overleed hij te Shaftesbury, en volgens zijn testament erfde zijn oudste zoon, Sven, Noorwegen, — de tweede, Harold, Engeland, — en de derde, Hartha Knoet, Denemarken.