Kingsley (Charles), een Engelsch geestelijke, die in zijne romans maatschappelijke vraagstukken op eene treffende wijze behandeld heeft, werd geboren te Dartmoor in Devonshire den 12den Junij 1819. Hij studeerde te Londen en te Cambridge en werd daarna godsdienstleeraar te Eversley en kanunnik van Middleham. Groot opzien verwekte al dadelijk zijn geschrift: „Alton Locke, tailor and poet: an autobiography (1850, 2 din)”, waarin hij in den vorm van een boeijend verhaal een tafereel leverde van de gebreken en dwalingen der hedendaagsche zamenleving. Daarop volgde: Yeast, a problem (1851)”,dat zich desgelijks door eene philanthropische strekking onderscheidt, — voorts „The Saint’s tragedy (1848)”, en „Phaeton, or loose thoughts on loose thinkers (1852)”, terwijl hij daarenboven „Twenty five village-sermons (1852)” in het licht deed verschijnen.
Wijders noemen wij van hem: „Application of assocative principles to agriculture (1851)”, — en den geschiedkundigen roman: „Hyjpatia, or new foes with an old face”, waarin hij de eerste tijden van het Christendom voorstelt. In 1859 werd hij benoemd tot hoogleeraar in de nieuwere geschiedenis te Cambridge, en hield er belangrijke lessen, die onder den titel: „The Roman and the Teuton (1864)” zijn gedrukt. Daarenboven schreef hij het gedicht: „Andromeda (3de druk 1863)”, en eene „History of England for boys (1864)”. Als schrijver wijdde hij zijne krachten vooral aan de opbeuring der lagere volksklassen, welke hij aan de onkunde en de hieruit voortvloepende ellenden zoekt te ontrukken. — Henry Kingston, een broeder van den voorgaande en geboren in 1830, studeerde te Oxford, ging toen naar Australië, waar hij 6 jaren vertoefde, en werd na zijn terugkeer medewerker van „Fraser’s” en „Macmillan's Magazine”. Ook schreef hij eenige romans, zooals: „Austin Elliot(1863)”, — „Leighton Court (1866)”, enz.