Kiepert (Heinrich), een verdienstelijk Duitsch aardrijkskundige, geboren te Berlijn den 31sten Julij 1818, ontving zijne opleiding eerst aan het gymnasium te Joachimsthal en vervolgens aan de universiteit te Berlijn. Reeds gedurende zijn studietijd ontwierp hij kaarten van oud-Griekenland en Italië, welke echter niet zijn uitgegeven. Weldra echter verwierf hij grooten roem door zijn: „Atlas von Hellasund der hellenischen Colonien (1840—1846; 3de druk 1866)”, dien hij met hulp van zijn leermeester en vriend Ritter bewerkte, en door zijne kaarten tot het werk: „Palästina” van Robinson en Smith (1843).
Daarna vestigde hij zijne aandacht op KleinAzië, vereenigde zich met Schönborn en Loew en volbragt in 1841 en 1842 op eigen kosten eene reis naar dat land. De vrucht zijner nasporingen was eene: „Karte von Kleinasiën (1843—1845, 6 bladen)”, welke algemeenen bijval vond. Voorts schreef hij eene: „Historisch-geographische Erläuterung der Kriege zwischen dem oströmischen Reiche und den persischen Könige der Sassaniden-dynastie”, een bekroond antwoord op eene prijsvraag, in 1844 uitgeschreven door het Fransch Instituut. In het najaar van 1845 vertrok hij naar Weimar, om er zich met het bestuur van het Geographisch Instituut te belasten, en leverde in die betrekking den uitmuntenden: „Historisch-geographische Atlas der alten Welt (1848; 15de druk 1864)”. In 1852 keerde hij terug naar Berlijn.
Nadat hij er het volgende jaar was opgenomen in de Académie van Wetenschappen, opende hij in 1854 zijne voorlezingen aan de universiteit en werd er in 1859 buitengewoon hoogleeraar. Van zijne talrijke werken noemen wij voorts: „Neue Handatlas der Erde (1857—1861; 2de druk 1866)”, — en onderscheidene atlassen voor schoolgebruik, alsmede vele kaarten en het: „Zeitschrift für allgemeine Erdkunde”. De Académie van Wetenschappen ontving van hem eene menigte onderzoekingen omtrent oude land- en volkenkunde, welke in de „Monatsberichten” werden openbaar gemaakt. Kiepert is lid van een aantal aardrijkskundige genootschappen, ontving in 1857 de groote medaille op de Wereldtentoonstelling te Parijs, en zag zich in 1865 geplaatst aan het statistisch bureau te Berlijn.