Khokand, Khokan of Kokan, het noordoostelijkste en nog minst bekende khanaat van Toerkestan, strekte vroeger, toen het volkrijker was, aan beide oevers van de Jaxartes (Sir) zich uit van de grenzen van China tot digt bij het Araleer, en van den Aktaoe (een westelijken uitlooper van den Moestagh) tot aan de steppenrivier Tsjoe in het land der Kirgizen. Thans echter is het minder uitgebreid en ligt tusschen 40 en 42° N. B. en 84 en 90° O. L. van Greenwich. Het heeft nu de woestijn Kysyl-Koem in het westen, Bokhara in het zuiden en zuidwesten, het land der Boeroeten of Zwarte Kirgizen in het oosten, en de Russische provincie Toerkestan — die van 24 Februarij 1865 — in het noorden tot grenzen. Het omvat de voorgebergten van het alpenland van Toeran, het dal van den middelloop der Sir met zijne zijdalen, het hooggeroemde Perghana der Oudheid, de geboorteplaats van Baboer en het tooneel der daden zijner jeugd.
Met uitzondering der steppen aan den voet van het gebergte is het land meerendeels vruchtbaar; het levert veel katoen, zijde en ooft en heeft een groot gewigt wegens den doorvoerhandel uit Midden-Azië. De bevolking raamt men op één of twee millioen zielen. De Tadsjiks, behoorende tot den Arischen stam, hier talrijker vertegenwoordigd dan in Bokhara en Khiwa, vormen in vele dorpen en steden bij uitsluiting de inwoners en houden zich bezig met landbouw, zijdeteelt, weverij en een uitgebreiden handel met Kasjgar, China, Bokhara, Khiwa en Rusland. Het heerschende volk vormden er in den laatsten tijd de Turksche Oesbeken of liever de Kiptsjâk, die er een grooten staatkundigen invloed hadden en de Khans benoemden of onttroonden. Toch hebben de Kasaks er de meerderheid; zij leiden een zwervend leven, evenals de Kirgizen.
De hoofdstad Khokand, l1/2 geogr. mijl ten zuiden van de Sir in een bevallig dal gelegen en door het riviertje Karatal en onderscheidene kanalen met de Sir verbonden, heeft een grooten omvang, dewijl de huizen door tuinen van elkander gescheiden zijn. Het noordelijk gedeelte ligt open, doch het zuidelijk benevens de verblijfplaats van den Khan is door een wal omgeven. Het aantal inwoners wordt op 30000, door anderen op 50000 geschat. De talrijke moskeeën bevinden zich meest in vervallen toestand, doch de bazar is ruimschoots voorzien van binnen- en buitenlandsche waren. De handel lokt vele vreemdelingen derwaarts, omdat zij het vereenigingspunt is van onderscheidene karavaanwegen. In hare nabijheid heeft men voorts vele ooft- en wijngaarden. — Ten westnoordwesten van de hoofdstad verheft zich Khodsjend op den linker oever van de Sir, juist beneden de knie, waarmede deze rivier het laagland bereikt. Die stad was voorheen zeer volkrijk, maar is thans vervallen; er zijn 3000 huizen, 18 scholen, 36 moskeeën en onderscheidene katoenfabrieken. — Ten zuiden van de Sir ligt Margilan, de hoofdzetel der geleerdheid en de woonplaats van de Khodsja-Boersoek, — en een weinig oostelijker Andidsjan, vermaard door talrijke zijdefabrieken en de geboorteplaats van Baboer; — meer zuidwaarts heeft men Oesj, eene druk bezochte bedevaartsplaats wegens den daar aanwezigen Takht-i-Soeleiman (troon van Salomo) met vele overblijfselen van antieke gebouwen. Ten noorden van de Sir heeft men eindelijk Namenghan, eene door Tadsjiks bewoonde stad.
Het tegenwoordige vorstenhuis van het Khanaat beschouwt Dsjengis-Khan als zijn stamvader, doch is nog geene eeuw aan het bewind. Het land heeft nog vóór weinige jaren veel geleden door een oorlog met Bokhara, alsmede door binnenlandsche verdeeldheid. Hiervan maakten de Russen gebruik en trokken in 1853 onder Perowsky langs de Sir van het Aralmeer derwaarts, veroverden de stad Akmesdsjid, waar zij het fort Perowsky bouwden, en bragten den 23sten December den Khan eene nederlaag toe, waarna zij met stoombooten de Sir bevaren. In Junij 1864 veroverden zij de steden Aoelietta en Hazret-i-Toerkestan, alsmede in den nazomer onder generaal Tsjernjanew de stad Tsjemkend. Een Russisch schrijven van 2 December 1864 aan de Mogendheden verontschuldigde deze uitbreiding van het Russisch grondgebied, omdat er noodzakelijkheid bestond tot bescherming der grenzen en der handelsverbindingen tegen de roofzucht der barbaarsche bewoners van Toerkestan. Den 24sten Februari) 1865 werden de overwonnen grenslanden van het Aralmeer oostwaarts tot aan de Issikoel tot eene nieuwe provincie — Toerkestan — vereenigd. Wél deed de khan Ahim-Koel den 20sten Mei 1865 bij Tasjkend een aanval op de Russen onder Tsjernjanew, doch hij werd teruggeslagen en gedood, terwijl een jaar later ook de Emir van Bokhara het onderspit moest delven. Eindelijk is Khokand na de laatste expeditie naar Khiwa voor goed bij het Russische rijk ingelijfd, alwaar het de nieuwe provincie Ferghana helpt vormen (zie onder Rusland).