Khoesistan of Choesistan, het Susiana der Ouden, is eene Perzische provincie en grenst in het zuiden aan de Perzische Golf, in het oosten aan Parsistan, in het noordoosten en noorden aan Irak-Adsjemi en in het westen aan Aziatisch Turkije. Het bestaat uit het eigenlijke Khoesistan en het landschap Loeristan en heeft eene oppervlakte van 1380 □ geogr. mijl. Het land is in het noorden en noordoosten bergachtig, maar in het westen, waar het naar de Tigris en de Sjat-el-Arab afdaalt, laag en vlak. De bergstreek is nagenoeg nog onbekend met uitzondering van den grooten weg van Parsistan naar Khoesistan en van eenige rivierdalen.
Tot de hoogste bergen behoort er de Moengasjt. Het laagland, in het zuidelijk gedeelte Chab-Sjach genaamd, is vruchtbaar zoover het besproeid wordt, en bestaat voor ’t overige gedeeltelijk uit woestijnen en gedeeltelijk uit moerassen. Het noordelijk gedeelte is ruim van water voorzien en prijkt met vruchtbare velden. De voornaamste rivieren zijn er de Zab, de Koeren, de Dsjerai en de Kercha. Het klimaat wordt er voor gezond gehouden; de zomers zijn heet, de winters zacht en de voorjaarsmaanden bekoorlijk.
Alleen op de toppen der bergen vindt men er sneeuw; niet zelden ontstaan er geweldige hagelbuijen, en de regentijd duurt er van December tot het einde van Maart. Wanneer men er den zwarten grond door eene kunstmatige besproeijing van water voorziet, is hij zóó vruchtbaar, dat hij in één jaar twee oogsten levert en alle soorten van graan en ooft voortbrengt, die in Perzië te vinden zijn. Suikerriet werd er weleer veel verbouwd, en ook thans nog vindt men er indigo, alsmede papavers tot het bereiden van opium. De grootte der bevolking is onbekend, en de voornaamste steden zijn Sjoesjter, Dizfoel en Mohammera.
