Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Jellasjisj de Buzim

betekenis & definitie

Jellasjisj de Buzim. Onder dezen naam vermelden wij:

Frans, vrijheer von Jellasjisj de Buzim, een Oostenrijksch generaal. Hij was geboren in 1746 te Petrinia uit een oud, Croatisch geslacht, trad in 1763 in Oostenrijksche dienst, nam in 1789 deel aan den oorlog tegen de Turken, werd in 1794 kolonel en kommandant van het korps Croatische scherpschutters bij de Rijn-armee en onderscheidde zich door zijne dapperheid. In 1797 werd hij generaalmajoor, verdedigde in 1799 met goed gevolg Feldkirch tegen Oudinot en Masséna, en zag zich in 1800 bevorderd tot luitenantveldmaarschalk en tot bevelhebber te Peterwardein en vervolgens te Karlstadt. Bij het uitbarsten van den oorlog in 1805 was hij minder gelukkig in het verdedigen van Vorarlberg, zoodat hij gepensioneerd werd. In 1808 ontving hij echter weder eene aanstelling tot bevelhebber te Agram, en overleed te Szala-Apathy den 4den Februarij 1810.

Joseph, graaf von Jellasjisj de Buzim, oudsten zoon van den voorgaande en desgelijks een vermaard krijgsman. Hij werd geboren te Peterwardein den 16den October 1801, ontving op de Theresiaansche ridderacadémie eene goede opleiding, trad in Oostenrijksche dienst, klom spoedig op en zag zich in 1848 bevorderd tot banus van Croatië en luitenant-veldmaarschalk. Als vertegenwoordiger van het Slawisch element stond hij tegenover de Magyaren, die vruchtelooze pogingen aanwendden om een einde te maken aan zijne bemoeijingen. Wél vaardigde de Keizer in Junij 1848 eene proclamatie uit tegen het streven van Jellasjisj, zoodat men hem ontslagen achtte; doch hij begaf zich met eene Croatische depudatie naar Innsbrück en werd er aan het Keizerlijk Hof met onderscheiding bejegend. Eene dergelijke behandeling ondervond hij te Weenen en het ontslag, waarmede hij bedreigd was, werd teruggenomen. Hij nam nu ijverig deel aan den strijd in Hongarije. In September 1848 viel hij met 40000 man uit Croatië in dat land, en toen hij na een bloedig gevecht bij Ofen door de Hongaarsche wapenen in verlegenheid was gebragt, sloot hij een wapenstilstand van 3 dagen. Gedurende dezen trok hij naar Weenen, om er zich te vereenigen met de troepen, aldaar tot onderwerping der hoofdstad verzameld.

Hij werkte er mede tot de verovering van Weenen en streed voorts in den slag van Sweehat tegen de Hongaren. Gedurende den winterveldtogt van 1848—1849 stond hij onder het opperbevel van prins Windischgrätz. In Maart 1849 werd hij veldtuigmeester en ontving den last om in het zuiden van Hongarije de leiding van den oorlog op zich te nemen. In den beginne behaalde hij eenige voordeelen op de Hongaren onder Bem, doch zijn aanval op het sterke Hongaarsche leger (14 Julij 1849) bij Hegyes werd afgeslagen met een aanzienlijk verlies, en hij zag zich gedrongen tot den terugtogt. Zijne verzwakte armee nam daarom geen aandeel aan de beslissing van den strijd. Na het eindigen van dezen keerde hij als banus naar Agram terug en werd civiele en militaire gouverneur van Croatië, doch had weinig invloed meer. In 1853 werd hij bevelhebber van het observatie-korps tegen Montenegro, en in 1855 in den gravenstand opgenomen. Hij overleed te Agram den 20sten Mei 1850 en heeft ook een bundel „Gedichten” met vele bezielde krijgsliederen nagelaten.

< >