Imperium was bij de Romeinen het hoogste gezag. Het onderscheidde zich van potestas, omdat door dat woord de bepaalde magt werd aangeduid, aan ieder overheidsambt verbonden. Het werd gevoerd door consuls en praetoren, door opperbevelhebbers van het leger, vervolgens door de keizers, alsmede door de stadhouders der wingewesten. Gewoonlijk werd het imperium over het leger door eene lex curiata voor den tijd van een jaar aan een bepaald persoon opgedragen, en daarna dikwijls verlengd.
Het gaf den bevelhebber regt over het leven en den dood zijner onderhoorigen. In Rome zelf werd dit regt alleen aan een dictator toegekend. De lictoren of bijlbundeldragers vormden het onderscheidingsteeken van het imperium.