Huiszwam (Merulius lacrymans Schum.) is eene zwamsoort, tot het geslacht Merulius (Netzwam) van de afdeeling Hoedzwammen (Pileati) van de familie der Kiemvlieszwammen (Hymenomycetes) behoorende. Zij is roestkleurig, langs de randen wit en doet bij weligen groei waterdroppels ontstaan. Voorts is haar hoed vleezig, met de rugzijde vastgegroeid en met het netvormig-gegroefde kiemvlies bekleed. Zij heeft een dompigen, onaangenamen reuk en groeit bij voorkeur op vochtige plaatsen onder houten vloeren, waaraan zij zich vasthecht, zoodat zij, allengs zich uitbreidend, deze als met een viltig kleed bedekt en het hout verwoest.
Niet alleen is zij oorzaak, dat zoodanige vloeren gedurig vernieuwd moeten worden, terwijl zij voorts bij de lambrisering en de kozijnen opklimt om ze te vernielen, of zelfs tot in de houten meubels doordringt om de hierin geborgene goederen onbruikbaar te maken, maar zij is ook door hare uitwaseming hoogst nadeelig voor de gezondheid van hen, die het door haar aangetaste huis bewonen. Het is moeijelijk dit gewas te verwijderen. Men dient daartoe al de deelen, die door huiszwam zijn aangedaan, weg te ruimen of met verdund zwavelzuur te reinigen en het nieuw aan te brengen hout door middel van sublimaat tegen de voortwoekering dier plant te beveiligen.
Voorts zorge men, dat er in den muur beneden den vloer openingen aangebragt worden, die een flinken luchtstroom doen ontstaan, welke de vochtigheid en de dompigheid medesleept. Dikwijls brengt verlaging van het peil van het grondwater reeds eene aanmerkelijke verbetering. — Eene andere soort van zwam, die wel eens met den naam van huiszwam bestempeld wordt, is Polyporus destructor met een langwerpigen, platten, witachtigbruinen hoed, doch deze is op verre na niet zoo gevaarlijk als de gewone huiszwam. Van deze laatste hebben wij hierbij een klein stukje afgebeeld op 1/1ode der natuurlijke grootte.