Hondspieterselie (Aethusa Cynapium L.). Dit vergiftig kruid hebben wij reeds onder den naam van Aethusa L. beschreven. Wij herhalen hier, dat het veel op de gewone pieterselie gelijkt, maar zich daarvan onderscheidt door een naar knoflook zweemenden reuk, wanneer het tusschen de vingers gewreven wordt. Daar het als onkruid in de moestuinen groeit, is het van belang, dat men zorge dit gewas niet als pieterselie te nuttigen. Immers het bevat een scherp narcotisch vergif.
Orfila heeft waargenomen, dat het eten van hondspieterselie gevolgd werd door hitte in de keel, dorst, braking, buikloop, kortademigheid, eene kleine, versnelde pols, duizeling en ijlhoofdigheid. Toch wordt het door vele dieren zonder eenig nadeel gebruikt. Wij geven hierbij eene afbeelding van dit gewas. Men ziet in a op 1/3 der natuurlyke grootte een tak, een blad en een wortel, — in b eene bloem op 3-voudige grootte, — in c eene jonge vrucht, desgelijks 3-maal vergroot, — in d eene vrucht, wier helften van den steel vallen, op 4-voudige grootte, — en in e de doorsnede van zulk eene helft, ook op 4-voudige grootte.