Hippocratisch gelaat noemt men het gelaat van een stervende. Kort vóór den dood ondergaat gewoonlijk des menschen aangezigt eene in ’t oog loopende verandering. De gelaatskleur wordt bleek en vaal, de wangen en lippen blaauwachtig, het voorhoofd glad, terwijl de weeke deelen invallen, en de neus en kin puntig worden.
De oogen zinken dieper in de oogholten, verliezen hun glans en blikken glazig door de half geslotene oogleden. Deze verandering, gedeeltelijk door stilstand van den bloedsomloop, gedeeltelijk door verlamming der gelaatsspieren veroorzaakt, kan echter ook ontstaan door groote uitputting, na lang vasten of een aanmerkelijk bloedverlies, en is alsdan minder gevaarlijk. Zij is alzoo genoemd, omdat Hippócrates haar het eerst op eene treffende wijze beschreven heeft.