Hercynisch woud, in het Latijn Hercynia Silva, in het Grieksch Arkynia of Orkynia, is de naam van het boschrijke gebergte van Midden-Duitschland, hetwelk zich uitstrekte van de Rijn tot aan de Carpathen, terwijl bij de oude schrijvers ook deelen van dat woud onder dien naam worden vermeld. Reeds bij Aristóteles was het Hercynisch woud bekend; volgens hem nam het een aanvang bij de Ister (Donau). Caesar geeft aan dat woud eene breedte van 9 en eene lengte van 60 dagreizen en rekent daartoe de geheele bergstreek ten noorden van de Donau, terwijl zijne tijdgenooten allerlei wonderlijke verhalen omtrent dat woud mededeelen.
Strabo kon zich niet geheel en al van de berigten van Caesar losmaken, en gaf aan dat bosch de plaats van het hedendaagsche Bohemerwoud, geljjk ook Vellejus Patérculus. Volgens Florus, Tácitus en Plinius is het Hercynisch woud één met het Thüringerwoud. Naar gelang echter de aardrijkskundigen de gesteldheid van Duitschland naauwkeuriger leerden kennen, zoodat elk gedeelte zijn eigenaardigen naam ontving, naar die mate begon de algemeene naam meer en meer te verdwijnen, zoodat Ptolemaeus daarmede enkel den bergrug aanduidt, die de Sudeten met de Carpathen verbindt. — Fransche aardrijkskundigen geven den naam van Hercynisch bergstelsel aan al de bergen tusschen de Alpen, de Rijn, de Noord-Duitsche vlakte, de Elbe in Bohemen en de Thaya in Moravië, terwijl vele Duitschers dien toekennen aan de lange reeks van bergketens, berggroepen en hoogvlakten, welke een bergzoom vormen, die zich langs de noordoostelijke laagvlakte uitstrekt, alzoo het Wesergebergte, den Harz, de Thüringsche en Saksische bergstreek, de bergen van de Lausitz, het Reuzengebergte en het hoogland van Glatz.