Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Harlesz

betekenis & definitie

Harlesz. Onder dezen naam vermelden wij :

Gottlieb Christoph Harlesz, een verdienstelijk Duitsch letterkundige. Hij werd geboren te Kulmbach den 21sten Junij 1740, studeerde te Erlangen, te Jena en te Göttingen, en vestigde zich als privaatdocent te Erlangen, waar hij in 1765 tot buitengewoon hoogleeraar benoemd werd. Hij keerde derwaarts in 1770 als gewoon hoogleeraar terug, nadat hij eerst eenigen tijd was werkzaam geweest aan het gymnasium te Coburg. In 1776 werd hij eerste bibliothecaris en scholarch van het gymnasium te Erlangen, stichtte er in 1777 het philologisch seminarium, en overleed den 2den November 1815. Hij schreef onder anderen: „Introductio in historiam linguae graecae (1778, 2 dln; 2de druk 1792—1795)”, — „Introductio in notitiam literaturae Romanae (1781)” met „Supplementa ad breviorem notitiam literaturae Romanae (1799—1817)”, — terwijl hij eene 4de verbeterde uitgave leverde van de „Bibliotheca Graeca (1790—1809, 12 dln, met index, 1838)”.

Christian Friedrich Harlesz, een verdienstelijk geneeskundige en een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Erlangen den 11den Junij 1773, studeerde in zijne geboortestad in de geneeskunde, en legde zich tevens toe op de geschiedenis en wijsbegeerte. Hij verwierf er den doctorsrang in de philosophie (1793) en in de medicijnen (1794), vestigde er zich als privaatdocent en werd er in 1796 buitengewoon en in 1812 gewoon hoogleeraar. In 1818 ging hij in die betrekking naar Bonn en overleed er den 13den Maart 1853. Van zijne geschriften vermelden wij: „Die sammtliche Heilquellen und Cürbader des sudlichen und mittleren Europa, Westasiens und Nordafrikas (1846—1848)”, — „Handbuch der artzlichen Klinik (1817—1826)”, — en „Geschichte der Hirnund Nervenlehre im Alterthum (1801)". — Zijn oudste zoon Hermann, geboren 19 Februarij 1801 en overleden 21 September 1842, heeft zich door letter- en opvoedkundige geschriften bekendgemaakt,— en zijn neef Emil, geboren te Nürnberg den 22sten October 1820, werd in 1857 hoogleeraar in de physiologie aan de universiteit te München en schreef onder anderen: „Lehrbuch der plastischen Anatomie (1856—1858)”, — belangrijke verhandelingen in de werken der Académie te München, en „Vorlesungen aus dem gebiete der Physiologie und Psychologie (1851)”.

Gottlieb Christian Adolf Harlesz, een uitstekend Protestantsch godgeleerde. Hij werd geboren te Nürnberg den 21sten November 1806, studeerde te Erlangen en te Halle in de theologie, vestigde zich als privaatdocent te Erlangen en werd er tevens leeraar aan het gymnasium — voorts in 1833 buitengewoon en in 1836 gewoon hoogleeraar in de godgeleerdheid. Hij schreef een „Commentar über den Brief an die Epheser (1834, 2de druk 1858)”, — eene „Theologische Encyklopadie und Methodologie vom standpuncte der protestantischen Kirche (1837)”, — en zijne uitstekende „Christliche Ethik (1842; 6de druk 1864)”. Als afgevaardigde naar den Landdag verzette hij zich met kracht tegen de eischen der R. Katholieken, zoodat de Beijersche regéring hem in 1845 zijn leerstoel ontnam en hem als consistoriaalraad naar Baireuth verplaatste. In datzelfde jaar echter ging hij als hoogleeraar naar Leipzig en werd er in 1847 predikant in de Nicolaïkerk. Na het overlijden van Ammon werd ijg in 1850 hofprediker, geheim kerkenraad in het ministérie van Eeredienst en vice-consistoriaalpresident te Dresden. In die betrekkingen bleef hij werkzaam tot in 1852 en vertrok toen als president van het Protestantsch Consistorie naar München. Behalve andere werken heeft hij een groot aantal leerredenen uitgegeven.

< >