Hansemann (David Justus Ludwig), een Pruissisch staatsman en dagbladschrijver, geboren den 12den Julij 1790 te Finkenwerder bij Hamburg, kwam op 15-jarigen leeftijd op het kantoor van den burgemeester Schmenger te Rheda in Westfalen, werd vervolgens secretaris in het groothertogdom Berg, vestigde zich in 1817 als wolhandelaar te Aken en stichtte er in 1824 eene brandwaarborgmaatschappij. Daarna werd hij achtervolgens lid van de handelsregtbank, van de Kamer van Koophandel en afgevaardigde naar den Landdag; doch deze laatste benoeming werd door de regéring niet bekrachtigd, omdat hij het 10-jarig grondbezit miste en daarenboven niet aangenaam was aan het Kabinet. Immers reeds 2 jaar te voren (1830) had hij aan den Koning eene memorie ingezonden (later bij uittreksel in zijn geschrift „Ueber das preuszische und deutsche Verfassungswerk” opgenomen), waarin hg aandrong op de invoering van een constitutionélen regeringsvorm. In 1833 leverde hij in het geschrift „Preuszen und Frankreich, staatswirthschaftlich und politisch” eene beschouwing van den financiélen toestand en van de belastingsaangelegenheden in Pruissen.
Wél werd hij op nieuw tot lid der handelsregtbank gekozen, maar zag ook deze keuze niet bekrachtigd. In 1834 stichtte hij eene vereeniging tot bevordering van werkzaamheid, en in de jaren 1836 tot 1846 maakte hij zich verdienstelijk door den aanleg van spoorwegen aan de Rijn en in Westfalen te bespoedigen. Over dat onderwerp schreef hij eenige belangrijke brochures. In 1838 werd hij voorzitter van de Kamer van Koophandel te Aken, en in 1844 ontdeed hij zich van zijne handelszaak, om zich onverdeeld aan de staatkunde te wijden. In 1845 vaardigde men hem af naar den gewestelijken Landdag der Rijnprovincie, en op den vereenigden Landdag van 1847 ontwikkelde hij, als leider der constitutionéle partij, veel kennis en moed. In Maart 1848 aanvaardde hij de portefeuille van Financiën in het ministérie Camphausen en vormde, na de aftreding van laatstgenoemde (Junij 1848), met Auerswald, Kühlwetter enz. een nieuw Kabinet. Hansemann wist orde te scheppen in de financiën on handhaafde het bedreigde staatscrediet. Intusschen moest het ministérie reeds den 10den September 1848 aftreden.
De bekwame man had zijn doel niet bereikt, namelijk de vorming van een krachtig bestuur, hetwelk bestand was tegen de aanvallen der reactie. Hij had zich het ongenoegen op den hals gehaald der bevoorregte klasse door den vrijdom van grondlasten op te heffen. Bij zijne hervormingen beoogde hij de verbinding van Pruissen met de overige Staten van Duitschland tot een onbelemmerd verkeer, zonder beperking van de zelfstandigheid dier Staten, alzoo de ontwikkeling van het Tolverbond tot eene staatkundige handelsvereeniging. Om deze tot stand te brengen schreef hij: „Die deutsche Verfassungsfrage (1848)”, — „Die deutsche Verfassung von 28 März 1849 mit Anmerkungen (1849)”, — en „Das preuszische und deutsche Verfassungswerk (1850)”. Bij het nederleggen der portefeuille werd hij benoemd tot chef der Pruissische Bank, maar de toenemende reactie dwong hem, om in Maart 1851 ook van die betrekking afstand te doen. Daarna stichtte hij eene disconto-vereeniging, die zich voorspoedig ontwikkelde. Ook bleef hij lid van het Huis van Afgevaardigden, en overleed te Schlangenbad den 4den Augustus 1864.
Hansen Hansen. Onder dezen naam vermelden wij: Maurits Christoffel Hansen, een Noorsch dichter en opvoedkundige. Hij werd geboren te Modum den 5den Julij 1794, bezocht sedert 1809 de scholen te Christiania en wijdde er zich op de Universität vooral aan de wijsbegeerte en letteren. In 1816 werd hij leeraar aan eene burgerschool, vervolgens bij het korps kadets te Christiania, zag zich in 1820 geplaatst aan de reaalschool te Drontheim, en werd in 1827 rector te Kongsberg, alwaar hij den 16den Maart 1842 overleed. Hij heeft een groot aantal uitmuntende schoolboeken, voorts gedichten, romans en novellen geschreven. Zijne eerste verzen verschenen in 1815 in den „Nor”, en hierop volgden in 1806 de „Digtninger”, die zijn naam bekend maakten in zijn vaderland, alsmede in Zweden en Denemarken. Ook heeft hij een paar drama’s geleverd. Eene verzameling van zijne „Noveller og fortaellninger” is in 1855—1858 in 8 deelen in het licht verschenen.
Peter Andreas Hansen, een uitstekend Duitsch sterrekundige. Hij werd geboren den 8sten December 1795 te Tondern in Sleeswijk, beoefende zonder een gymnasium of eene universiteit te bezoeken, met ijver de wis- en sterrekunde en zag zich in 1821 geplaatst als adjunct bij de commissie van graadmeting in Holstein, alsmede aan de sterrewacht te Altona. In 1825 ging hij als directeur van het observatorium Seeberg naar Gotha, waar hij in 1859 de stichting eener nieuwe sterrewacht bevorderde. Hij hield zich vooral bezig met het oplossen van sterrekundige vraagstukken, bepaaldelijk met het berekenen van de storingen van den loop der planeten, en overleed den 28sten Maart 1874. Behalve een groot aantal verhandelingen in Schumacher's „Astronomische Nachrichten”, in de „Memoirs” van het sterrekundig Genootschap te Londen, in de werken der „Académie des Sciences” te Parijs, enz., schreef hij onder anderen: „Methode, mit de Fraunhofer’schen Heliometer Beobachtungen anzustellen (1827)”, —. „Untersuchungen Uber die gegenseitige Störungen des Jupiter und Saturn (1838)”, — „Ermittelung der absoluten Störungen in Ellipsen von beliebiger Excentricität und Neigung (1843)”, — „Auseinandersetzung einer zweckmäszigen Methode zur Berechnung der absoluten Störungen der kleinen Planeten (lste tot 3de gedeelte, 1856—1859)”, —„Fundamentanova investigationis orbitae verae, quam luna perlustrat (1838)”, waarnaar hij zijne „Maantafels (1857)” berekende, die door de Britsche regéring met een geschenk van 1000 pond sterling werden beloond, — „Darlegung der theoretischen Berechnung der in den Mondtafeln angewandten Störungen (1862—1864, 2 dln)”, — „Tables du soleil (met Olufsen, 1854, vervolg 1857)”, — „Die Theorie des Aequatoreals (1855)”, — „Theorie der Sonnenfinsternisse und verwandter Erscheinungen (1858)”, „Geodätische Untersuchungen (1865)”, enz.
Theophilus Hansen, een verdienstelijk bouwkundige. Hij werd geboren te Kopenhagen den 13den Julij 1813 en is een broeder van den architect Christian Hansen, die de universiteit te Athene deed verrijzen. Hij ontving zijne opleiding aan de Académie van Schoone Kunst in zijne geboortestad, deed in 1838 eene reis door Duitschland, en ging over Venetië en Triëst naar Griekenland, om aldaar een bezoek te brengen aan zijn broeder. Hij restaureerde te Athene onderscheidene oude gebouwen en werd er leeraar aan de technische school, welke betrekking hij echter door de revolutie van 1843 verloor. Hij bleef er evenwel tot 1846, om de sterrewacht te voltooijen.
Op uitnoodiging van Förster vestigde hij zich te Weenen, waar hij tot aan 1849 een groot aantal woonhuizen stichtte. Gedurende het volgende jaar bestuurde hij den bouw van het muséum van wapens in het arsenaal, — voorts bouwde hij er eene, Grieksche kerk en eene Protestantsche kerk, restaureerde den voorgevel van het paleis Sina, den Heinrichshof, het gebouw der muziekvereeniging, het paleis Epstein enz. In 1872 hield hij zich bezig met eene nieuwe beurs en met de Académie van Schoone Kunsten te Weenen, alsook met het gebouw voor de Académie van Wetenschappen te Athene. Voorts vervaardigde hij een ontwerp voor een nieuw Parlementsgebouw te Weenen. Sedert 1869 is hij aldaar opperbouwraad en hoogleeraar in de bouwkunst aan de Académie van Beeldende Kunst.