Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Halmael

betekenis & definitie

Halmael (van). Onder dezen naam vermelden wij :

Hendrik van Halmael, een Nederlandsch blijspeldichter. Wij weten weinig meer van hem, dan dat hij in 1654 geboren werd en van 1700 tot 1714 althans een dertigtal blijspelen en zinnespelen leverde. Daarbij zijn 4 „Krispijns”, namelijk: „Krispijn bedrieger of gewaande baron (1707)”, -„Krispijn boeken kashouder, bedrieger (1707)”, — Krispijn en Krispiaan, bedriegers enz. (1708)”, en „Krispijn weezenplaag en bloedverzaker (1708)”,— voorts schreef hij: „Geveinsde Kwaker (1708)”,—„Verliefde grijsaard betrapt (1709)”, —„Schijnheilig weeuwtje (1711)”, — „Listige juffer betrapt (1713)”, enz.

Arent van Halmael, desgelijks een Nederlandsch tooneeldichter. Hij werd geboren te Amsterdam den 17den October 1788, ontwikkelde zich gunstig onder de leiding van Martinus Stuart en Ijsbrand van Hamelsveld, studeerde aan het Athenaeum in zijne geboorteplaats en verkreeg den 20sten Julij 1810 te Leiden den rang van doctor in de regten, waarna hij zich vestigde te Amsterdam. Weldra echter moest hij als garde d’honneur uittrekken en vertoefde geruimen tijd te Metz. Na zijn terugkeer werd hij in 1815 auditeur-militair te Amsterdam, en zag zich vervolgens ais zoodanig verplaatst naar Leeuwarden. Hier behoorde hij in 1819 tot de oprigters van het taal- en letterkundig genootschap „Constanter”, zag zich in 1841 versierd met de orde van den Nederlandschen Leeuw, werd lid van de maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leiden, alsmede correspondent der Tweede Klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut en lid van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap, en overleed den 29sten September 1850. Hij heeft zich jegens de Nederlandsche geschiedenis en letterkunde zeer verdienstelijk gemaakt, zooals blijkt uit de volgende werken: „Gerard van Velzen, treurspel (1817)”, — „De hekelaar, blijspel (1817)”,— „Antigone, treurspel (1820)”, — „Reinier en Willem van Oldenbarneveldt, treurspel (1828)”, — „Ats Bonninga, treurspel (1830)”, — „Adel en Ida of de bevrijding van Friesland, treurspel (1831)”, —„Peter de Groote, treurspel (1834)”, — „Mathilde en Struensee (1837)”, — „Radboud de Tweede, koning van Friesland (1839)”, — „Bijdrage tot de geschiedenis van het tooneel, de tooneelspeelkunst en de tooneelspelen in Nederland (1840)”, — „De Schieringers en de Vetkoopers, romantisch-dramatische tafereelen uit de Geschiedenis van Friesland in de 15de eeuw (1841)”, — „Stamboek van den Frieschen adel (1842—1846, 2 dln folio met 252 gekleurde wapens)”, gezamenlijk met de Haan Hettema, — „Wetenswaardigheden uit de geschiedenis van Noord-Holland (1843)”, gezamenlijk met van Wijn en Plemper van Balen. — „De dwaling van den dag, blijspel (1844)”, — en „Henri Picard of de Nederlandsche zanger te Parijs, blijspel (1846)”, benevens eenige kleine stukjes en een groot aantal bijdragen in tijdschriften en jaarboekjes.

< >