Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Hallier

betekenis & definitie

Hallier (Ernst), een verdienstelijk kruidkundige, geboren te Hamburg den 15den November 1831, bezocht aldaar de hoogere burgerschool, waar hij het onderwijs genoot van Schleiden, en trad in 1848 als tuinbouwer in dienst in den botanischen tuin te Jena. Na het eindigen zijner leerjaren was hij werkzaam in onderscheidene kweekerijen, onder anderen bij Haage te Erfurt, waar het palmenhuis aan zijne zorg was toevertrouwd, — daarna bij Deppe te Witzleben niet ver van Berlijn, waar hij zich met de rozenteelt, en bij Albrecht, hoftuinier van prins Albrecht van Pruissen, waar hij zich met de ananassen-teelt bekend maakte. Daarna wijdde hij zich te Berlijn, Jena en Göttingen aan de beoefening der natuurkunde en tevens aan die der wijsbegeerte, vooral van Kant. Nadat hij in 1856 te Jena gepromoveerd was, werd hij leeraar aan het Pharmaceutisch Instituut van professor Ludwig en assistent aan het phyto-physiologisch Instituut van Schleiden.

In 1860 werd hij privaat-docent en in 1864 buitengewoon hoogleeraar. Van zijne geschriften vermelden wij: „Pharmaceutische Naturgeschichte und Waarenkunde (1865)”, — „Nordseestudien (1863)”, — „Die pflanzlichen Parasiten des menschlichen Körpers (1866)”, — „Garungserscheinungen (1867)”, — „Das Choleracontagium (1868)”, — „Phytopathologie (1868)”, —„Parasitologische Untersuchungen (1869)”, —en „Darwin’s Lehre (1865)”. Sedert 1869 redigeert hij een „Zeitschrift für Parasitenkunde”. Zijne waarnemingen omtrent de gistingsverschijnselen en de cholera-zwammen hebben veel opzien gebaard.

< >